Arbeidsrecht
Archief
Flexibele arbeidsrelaties
18-07-18
Op 10 juli jl. oordeelde het Gerechtshof Amsterdam dat de bezorgers van De Persgroep niet werkzaam zijn op grond van een arbeidsovereenkomst, maar dat sprake is van een overeenkomst van opdracht. Hoe is het hof tot dit oordeel gekomen? Ik zal dat hieronder toelichten.
Er is sprake van een arbeidsovereenkomst (aldus artikel 7:610 BW) als wordt voldaan aan de volgende elementen:
- Er is sprake van een gezagsverhouding
- Er wordt persoonlijke arbeid verricht
- Voor deze arbeid wordt loon ontvangen
Het hof stelt voorop (volgens vaste rechtspraak) dat bij de toetsing of een rechtsverhouding beantwoordt aan de hiervoor vermelde criteria moet worden gekeken naar alle omstandigheden van het geval, in onderling verband bezien. Daarbij dienen niet alleen de rechten en verplichtingen in aanmerking te worden genomen die partijen bij het aangaan van de rechtsverhouding voor ogen stonden, maar dient ook acht te worden geslagen op de wijze waarop partijen uitvoering hebben gegeven aan hun rechtsverhouding en aldus daaraan inhoud hebben gegeven. Niet één enkel kenmerk is beslissend, maar de verschillende rechtsgevolgen die partijen aan hun verhouding hebben verbonden, moeten in hun onderling verband worden bezien.
Wat betekent bovenstaande concreet in deze zaak van de krantbezorgers bij De Persgroep. Welke omstandigheden leiden ertoe dat het Gerechtshof tot het oordeel komt dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst:
Wat heeft partijen voor ogen gestaan bij het aangaan van de rechtsverhouding
- Er is een overeenkomst van opdracht gesloten tussen partijen (artikel 7:400 BW).
- In die overeenkomst is expliciet benoemd dat partijen niet de bedoeling hadden een arbeidsovereenkomst te sluiten.De bezorgers hebben ook niet duidelijk gemaakt dat ze destijds iets anders hebben beoogd.
- In de overeenkomst was ook uitdrukkelijk vermeld dat geen recht bestond op vakantiedagen, gezien de aard van de overeenkomst.
- De bezorgers hebben niets aangevoerd waaruit blijkt dat hun destijds, ondanks dat zij de duidelijk andersluidende overeenkomsten hebben ondertekend, voor ogen heeft gestaan dat zij een arbeidsovereenkomst aangingen voor hun bezorgwerkzaamheden.
Op welke wijze hebben partijen uitvoering gegeven aan de overeenkomst
- De bezorgers werden niet aangestuurd. Er was geen andere instructie dan dat de kranten vóór een bepaald tijdstip moesten zijn bezorgd.
- Het hof merkt (terecht) op dat het voor het bestaan van een gezagsverhouding niet vereist is dat daadwerkelijk aanwijzingen en instructies over de werkinhoud worden gegeven, voldoende is dat dergelijke aanwijzingen kúnnen worden gegeven. Niet is gesteld of gebleken dat De Persgroep werkinstructies heeft kunnen geven die wijzen op een gezagsverhouding, zoals voorschriften over kleding, wijze van vervoer of overige gedragsregels. Hierbij dient overigens nog te worden meegewogen dat ingevolge artikel 7:402 BW ook de opdrachtgever in het geval van een overeenkomst van opdracht aanwijzingen kan geven voor de wijze van uitvoering van de opdracht.
- In de praktijk hoefden de bezorgers geen vakantieaanvraag in te dienen, wat in lijn was met de in de overeenkomst opgenomen bepaling dat geen recht bestond op vakantiedagen.
- De bezorgers hebben zich altijd mogen laten vervangen zonder dat daarvoor toestemming van de Persgroep noodzakelijk was. Er golden wel enkele beperkingen, ten aanzien van de duur van de vervangen (dit mocht geen structureel karakter hebben) en de vervanger diende te worden gemeld bij De Persgroep. Dit laatste was echter – aldus De Persgroep – om ervoor te zorgen dat niet in strijd werd gehandeld met de Wet Arbeid Vreemdelingen of de Arbeidstijdenwet. Het hof oordeelt dat verregaande vrijheid gold ten aanzien van de vervanging, en dat geen toestemming vereist was binnen de overeengekomen regels. Dit was voldoende om aan te nemen dat er geen sprake was van persoonlijk door de bezorgers te verrichten arbeid (zoals bedoeld in artikel 7:659 BW).
- Het ging hier om het verrichten van arbeid gedurende (een deel van) een uur tot hooguit enkele uren per dag tegen een vergoeding die hoofdzakelijk afhing van het aantal te bezorgen kranten en ander drukwerk.
- De bezorger was bij ziekte en vakantie zelf verantwoordelijk voor de bezorging door een vervanger.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechtsverhouding niet als arbeidsovereenkomst kan worden gekwalificeerd, maar als een overeenkomst van opdracht. Er was geen sprake van een gezagsverhouding en er bestond geen persoonlijke verplichting om arbeid te verrichten.
Dit oordeel werd niet anders, door de volgende door de bezorgers aangedragen argumenten:
- De bezorgers hebben betoogd dat vervangbaarheid niet als criterium voor het al dan niet aannemen van een arbeidsovereenkomst zou mogen worden gebruikt, als het werk zo eenvoudig is dat het voor de werkgever geen verschil maakt wie het uitvoert. Het hof ziet geen aanleiding om het criterium van vervangbaarheid om die reden buiten beschouwing te laten.
- De bezorgers hebben gesteld dat partijen bij het aangaan van de overeenkomsten niet in een gelijkwaardige positie hebben verkeerd en dat zij economisch afhankelijk zijn (geweest) van de inkomsten uit de verrichte werkzaamheden. Dit leidt volgens het hof niet tot een ander oordeel.
- De bezorgers hebben betoogd dat De Persgroep oneigenlijk gebruik maakt van de mogelijkheid om een overeenkomst van opdracht aan te gaan met personen die een zwakke positie op de arbeidsmarkt hebben. Volgens het hof is daartoe onvoldoende aangevoerd. Daarbij overweegt het hof dat het bezorgen van kranten van oudsher geschiedt op basis van een dergelijke overeenkomst, waarbij het in de praktijk veelvuldig voorkomt dat de bezorger zich voor kortere of langere tijd laat vervangen.
Meer weten over het kwalificatieverschil tussen de arbeidsovereenkomst en de overeenkomst van opdracht?