Een handtekening is geen (sluitend) bewijs dat een aangetekend poststuk is ontvangen, oordeelt de rechtbank Noord-Holland na terugverwijzing door de Hoge Raad. Daardoor kan een man die griffierechten verzuimd had te betalen, een rechtszaak tegen de Belastingdienst (wegens een naheffingsaanslag omzetbelasting) alsnog doorzetten. Zie de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 8 december 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:12388.
De wet bepaalt dat een tot een persoon gerichte verklaring, om werking te hebben, die persoon moet hebben bereikt. Dit heet ook wel de ‘ontvangsttheorie’. Wanneer de ontvanger betwist een per gewone post verzonden brief te hebben ontvangen, rust op de verzender de bewijslast om aan te tonen dat dit wel zo is. Hij zal volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moeten aantonen dat hij de brief heeft verzonden naar een adres waarvan hij redelijkerwijs mocht aannemen dat de geadresseerde daar kon worden bereikt én dat de verklaring daar ook is aangekomen. Maar hoe kan dit bewijs nu in de praktijk worden geleverd? Dit kan soms moeilijk zijn en dat blijkt ook uit de hierna te bespreken zaak.
De rechtbank Den Haag heeft op 28 november 2019 (SGR 19/5356) het beroep van meneer X (opposant) tegen een naheffingsaanslag kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens het uitblijven van betaling van het griffierecht. X is tegen deze uitspraak in verzet gekomen en stelt de herinnering voor het betalen van griffierecht niet te hebben ontvangen. De rechtbank Den Haag heeft het verzet vervolgens ongegrond verklaard omdat blijkens gegevens van PostNL voor ontvangst van de betalingsherinnering is getekend.
X heeft daarop cassatie ingesteld tegen de ongegrondverklaring van zijn verzet door de rechtbank Den Haag. De Hoge Raad heeft bij uitspraak van 7 mei 2021 (ECLI:NL:HR:2021:705) de uitspraak op verzet vernietigd en de zaak doorverwezen naar rechtbank Noord-Holland ter verdere behandeling van het verzet.
De rechtbank Noord-Holland overweegt dat de Hoge Raad in ontvankelijkheidskwesties bij het controleren van de aanbieding van aangetekende post een tamelijk soepel criterium hanteert. Het is voldoende dat ontvangst van het poststuk redelijkerwijs kan worden betwijfeld.
X heeft gesteld dat de betalingsherinnering niet bij hem thuis kan zijn uitgereikt omdat hij op het moment van uitreiking in het buitenland was en er verder niemand thuis was. Naar het oordeel van de rechtbank Noord-Holland heeft X daarmee aannemelijk gemaakt de betalingsherinnering niet te hebben ontvangen. De rechtbank acht het aannemelijk dat X in het buitenland was en dat ook de buren of een ander die op het huis van opposant paste, het poststuk niet hebben aangenomen. Hoogstwaarschijnlijk heeft een onbekende derde voor ontvangst van het poststuk getekend.
Bij een aangetekende brief kan de ontvanger dus – ook blijkens de hiervoor besproken jurisprudentie – nog verweer voeren dat hij de brief – om wat voor reden dan ook – niet heeft ontvangen. Om er zeker te zijn dat het afleveren van een (belangrijke) brief bewezen kan worden kunt u de brief het beste laten bezorgen door een deurwaarder (een deurwaardersexploot). In dat exploot wordt de letterlijke tekst van de brief opgenomen en de deurwaarder overhandigt de brief dan persoonlijk of laat deze in een gesloten envelop achter. Volgens de wet levert deze wijze van verzenden dwingend bewijs op. De verzender verkrijgt daarmee juridisch een zeer sterke positie. Het laten uitbrengen van een deurwaardersexploot kost een kleine honderd euro. Het grote voordeel is het harde bewijs dat de verzender daarmee kan leveren ter zake de ontvangst ervan.
Heb je vragen? Neem gerust contact met mij op.