Op 9 juni jl. is in de Tweede Kamer het Wetsvoorstel Wet franchise plenair behandeld. Met inwerkingtreding van deze wet wordt een aantal specifieke bepalingen aangaande franchise aan boek 7 van het Burgerlijk Wetboek toegevoegd.
Het wetsvoorstel is over het algemeen positief ontvangen. Wel zijn er een aantal kritische vragen gesteld door Kamerleden die onder meer samenhingen met het dwingendrechtelijk karakter van de wet, het instemmingsrecht en over de territoriale werking van de wet. De antwoorden op deze vragen zijn van belang bij de verdere uitleg en toepassing van de wet in de toekomst.
Er zijn twee amendementen en één motie ingediend. Met het eerste amendement willen Palland en Aartsen bereiken dat het dwingendrechtelijke karakter van de wet enkel geldt voor in Nederland opererende franchisenemers, ook wanneer op de franchiseovereenkomst Nederlands recht van toepassing is (verklaard). Het tweede amendement heeft betrekking op de termijn waarop de wet dient te worden geëvalueerd.
Tot slot is er een motie van VVD-lid Aartsen ingediend met betrekking tot het overleg tussen franchisegevers en franchisenemers. Met deze motie wordt de regering verzocht om vertegenwoordigers van franchisegevers en franchisenemers bij elkaar te brengen in een periodiek overlegorgaan, met het doel om te komen tot modelafspraken- en overeenkomsten.
Het debat is hier terug te kijken.
Op 16 juni 2020 zal over het wetsvoorstel gestemd worden. Bij een meerderheid van stemmen wordt de wet voldoende gesteund en wordt deze aangenomen door de Tweede Kamer en doorgestuurd naar de Eerste Kamer. Het streven is om de wet op 1 januari 2021 in werking te laten treden, waarbij voor een aantal bepalingen een overgangstermijn van twee jaar geldt zodat voldoende tijd bestaat om huidige contracten aan te passen.
Voor vragen en wat de nieuwe wet Franchise voor u kan betekenen, kunt u contact opnemen met ons team Franchise.