Een verhuurder meent een vochtprobleem te hebben opgelost. Wanneer opnieuw vochtproblemen ontstaan, stelt de huurder hem aansprakelijk voor de schade die ontstaat. De verhuurder was immers op de hoogte van de vochtproblemen, vindt de huurder. Maar het Hof oordeelt anders.
In 2012 sluiten een huurder en een verhuurder een huurovereenkomst voor een bedrijfsruimte, waarin de huurder een winkel exploiteert. De handelsvoorraad slaat hij op in de kelder van het pand. Op de huurovereenkomst zijn de “Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Winkelruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW” van toepassing. Op grond van deze algemene bepalingen is de verhuurder niet aansprakelijk voor de gevolgen van gebreken, die hij niet kende of niet behoorde te kennen bij het aangaan van de huurovereenkomst.
Helaas blijkt enige tijd na het sluiten van de huurovereenkomst dat er vochtproblemen in de kelder zijn. Ze werden veroorzaakt door grondwater dat via scheuren in de keldervloer en de kelderwand het pand binnendringt. De handelsvoorraad van de huurder raakt hierdoor beschadigd.
De huurder vordert vervolgens schadevergoeding bij de kantonrechter. Die wijst de vordering echter af, omdat de verhuurder een beroep kan doen op het exoneratiebeding uit de algemene bepalingen, een beding waarmee een wettelijke verplichting tot vergoeding van schade die is ontstaan door een toerekenbare tekortkoming of onrechtmatige daad, kan worden uitgesloten of beperkt.
De vochtproblemen bleken al enkele jaren te spelen. De huurder voert dan ook in hoger beroep aan dat de verhuurder geen beroep kan doen op het exoneratiebeding uit de algemene bepalingen. De verhuurder kende het gebrek immers al, of behoorde het in ieder geval te kennen.
Dat zich al eerder vochtproblemen in de kelder van het gehuurde hebben voorgedaan, is alleen relevant wanneer de verhuurder geen of onvoldoende maatregelen heeft getroffen om deze vochtproblemen op te lossen en dat het gebrek dus ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst nog steeds bestond, meent het Hof. De verhuurder heeft in 2009 en in 2010 werkzaamheden laten uitvoeren die de kelder waterdicht hadden moeten maken. Bij een inspectie in 2012 was de kelder ook nog goed droog.
De verhuurder was er dus inderdaad van op de hoogte dat er in het verleden vochtproblemen speelden, maar heeft voldoende maatregelen genomen om ervan uit te mogen gaan dat de problemen verholpen waren. Daarmee kan niet worden gezegd dat de verhuurder het gebrek bij het aangaan van de huurovereenkomst met de nieuwe huurder kende of behoorde te kennen, aldus het Hof.
Ook de stelling van de huurder dat de verhuurder hem had moeten informeren dat er in het verleden vochtproblemen waren, omdat de verhuurder wist dat hij daar zijn handelsvoorraad wilde opslaan, heeft geen succes. Nu moet worden aangenomen dat op het moment van aangaan van de huurovereenkomst het gehuurde geen gebrek (meer) vertoonde, rustte er geen informatieplicht op de verhuurder, oordeelt het Hof. Het beroep op het exoneratiebeding door de verhuurder is dan ook naar het oordeel van het Hof naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar.