Home Actueel Arbeidsrecht Verschuiving eerste ziektedag naar datum vóór indiensttreding: eigenrisicodrager voor de Ziektewet niet (financieel) verantwoordelijk voor de uitbetaling van de ZW-uitkering

Verschuiving eerste ziektedag naar datum vóór indiensttreding: eigenrisicodrager voor de Ziektewet niet (financieel) verantwoordelijk voor de uitbetaling van de ZW-uitkering

Arbeidsrecht
19-08-21 Elianne Vroege-Scheffers

De eigenrisicodrager (“ERD”) voor de Ziektewet is verantwoordelijk voor de betaling van het ziekengeld aan een voormalig werknemer die ziek uit dienst treedt. De vraag is vervolgens: hoe zit dat in het geval de werknemer die vlak na indiensttreding ziek wordt, maar waarbij vast komt te staan dat hij reeds vóór indiensttreding al ongeschikt was voor de bij de ERD uit te oefenen arbeid? Is de ERD in dat geval ook verantwoordelijk voor de betaling van het ziekengeld, of valt de ex-werknemer dan terug op het UWV?

De Centrale Raad van Beroep (de hoogste rechter in sociale zekerheidszaken) heeft op 12 mei jl. geoordeeld dat de werknemer die bij aanvang ongeschikt was voor zijn arbeid niet valt onder de verantwoordelijkheid van de ERD (ECLI:NL:CRVB:2021:1128, AR-2021-0819, m.nt. L van den Berg). Het te betalen ziekengeld moet dan ook door het UWV worden voldaan en niet door de ERD.

Wie heeft recht op ziekengeld?

Voorwaarde voor het recht op ziekengeld, een ZW-uitkering in de volksmond, is dat de verzekerde (lees: de ex-werknemer) ongeschikt is voor ‘zijn arbeid’. Onder ‘zijn arbeid’ wordt in principe de laatst verrichtte arbeid verstaan. Na een jaar ziekte wordt de definitie opgerekt. In dit artikel ga ik daar nu niet verder op in. Voldoet de ex-werknemer daar niet aan dan heeft hij geen recht meer op ziekengeld, maar valt hij terug op een WW-uitkering.

Wat speelde er in de zaak bij de Centrale Raad van Beroep?

Op 25 januari 2016 trad de werknemer in kwestie, vanuit een uitkeringspositie (WW), als dataspecialist in dienst bij een werkgever (tevens ERD). Slechts drie dagen na de aanvang van de arbeidsovereenkomst, op 28 januari 2016, meldde hij zich ziek vanwege psychische klachten. Op 2 februari 2016 heeft de werkgever de arbeidsovereenkomst in de proeftijd opgezegd en de ex-werknemer bij het UWV ziek uit dienst gemeld. Bovendien heeft de (voormalig) werkgever het UWV verzocht een beslissing over de ZW-uitkering van de ex-werknemer te nemen.

Een arts van het UWV heeft een medisch onderzoek verricht en vastgesteld dat de eerste ziektedag 28 januari 2016 was. Bij besluit van 18 oktober 2017 heeft het UWV vastgesteld dat de ex-werknemer recht had op een ZW-uitkering vanaf 2 februari 2016 en dat de ex-werkgever als ERD verantwoordelijk was voor de uitbetaling van het ziekengeld.

De ERD heeft in bezwaar en (hoger) beroep het standpunt ingenomen dat de ZW-uitkering niet aan hem moet worden toegerekend nu de verzekerde al ongeschikt was voor het werk van dataspecialist vóórdat hij in dienst trad bij de ERD. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de ERD een rapport van een verzekeringsarts van een medisch expertise centrum van 6 april 2016 overgelegd – met daarin een psychiatrisch onderzoek van 25 maart 2016 – en een rapport van een medisch adviseur van een medisch adviesbureau.

Het UWV en de rechtbank volgden de ERD niet. De Centrale Raad van Beroep (Centrale Raad) komt echter tot een ander oordeel. Onder verwijzing naar drie uitspraken uit 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:2465, ECLI:NL:CRVB:2017:2466 en ECLI:NL:CRVB:2017:2504) stelt de Centrale Raad dat het UWV bij de beoordeling van de aanspraak op een ZW- of WIA-uitkering in beginsel mag uitgaan van de door de werkgever opgegeven dag waarop de werknemer het werk niet heeft aangevangen of heeft gestaakt. Als de ERD twijfelt aan de juistheid van de door het UWV vastgestelde eerste ongeschiktheidsdag, kan hij op grond van artikel 52c ZW aan het UWV vragen om daarover een besluit te nemen. De ERD zal op grond van de gegevens van zijn arbodienst, zo nodig in samenhang met andere voor hem beschikbare (medische) gegevens, zijn opvatting over de aanvang van de ongeschiktheid moeten onderbouwen en aannemelijk moeten maken dat de werknemer op de datum van indiensttreding al ongeschikt was.

De Centrale Raad moest vervolgens beoordelen of de ERD aannemelijk heeft gemaakt dat de ex-werknemer bij aanvang van het dienstverband reeds ongeschikt was voor zijn werk als dataspecialist. De Centrale Raad oordeelt dat de zeer korte tijd tussen de datum indiensttreding en de ziekmelding, de verklaring van de ex-werknemer over de manier waarop hij in die korte periode (niet) heeft gefunctioneerd en het feit dat hij uitviel door psychische klachten die in december 2015 door de huisarts al werden beschreven en op dat moment al reden waren tot verwijzing naar een praktijkondersteuner van de GGZ, voldoende en ondubbelzinnige indicaties zijn dat de ex-werknemer bij aanvang van de arbeidsovereenkomst reeds ongeschikt was voor zijn arbeid als dataspecialist.

Saillant detail is nog dat de huisarts en praktijkondersteuner de ex-werknemer hadden geadviseerd het werk gewoon te proberen met de verwachting dat de klachten zouden verdwijnen. De Centrale Raad oordeelt dat dat niet afdoet aan de eerder genoemde indicaties. De Centrale Raad oordeelt vervolgens dat nu de ex-werknemer bij aanvang van de arbeidsovereenkomst al ongeschikt was, het UWV de ERD ten onrechte verantwoordelijk heeft gehouden voor de betaling van het ziekengeld.

Bewijspositie ERD zwaar

Dat de ERD in het gelijk is gesteld is zeer uitzonderlijk. Niet alleen is de bewijspositie voor een ERD uiterst moeizaam – de ex-werknemer hoeft immers geen privacygevoelige informatie te delen met zijn voormalig werkgever – het is bovendien de ERD die moet bewijzen dat de eerste ongeschiktheidsdag eerder lag dan de datum indiensttreding.

Daarnaast moet de ERD binnen een redelijke termijn het UWV verzoeken om een beslissing over een eerdere ongeschiktheidsdag te nemen. Wat als ‘redelijke termijn’ wordt gezien is afhankelijk van het geval. Gelet op de uitspraak van de Centrale Raad van 4 mei jl. (ECLI:NL:CRVB:2021:1026) gaat deze termijn (pas) lopen vanaf het moment dat het voor de ERD duidelijk is dat mogelijk van een eerdere eerste ongeschiktheidsdag moet worden uitgegaan. In de onderhavige casus had de ERD bezwaar gemaakt tegen het toerekeningsbesluit, waardoor de termijn in ieder geval gedekt was.

Heeft u vragen over het eigenrisicodragerschap of wilt u ondersteuning in een soortgelijke kwestie neem dan contact met mij op.

Deel dit artikel