Home Actueel Archief Tussenschuiven BV-bestuurder biedt geen verhoogde drempel voor bestuurdersaansprakelijkheid bij onrechtmatige daad

Tussenschuiven BV-bestuurder biedt geen verhoogde drempel voor bestuurdersaansprakelijkheid bij onrechtmatige daad

Archief
22-02-17

Bestuurders kunnen in de uitoefening van hun bestuurstaak schade veroorzaken. Dit leidt niet automatisch tot aansprakelijkheid van de bestuurder.

Daarvoor is meer nodig.

Het uitgangspunt is dat als een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis, of een onrechtmatige daad pleegt, alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade.

Slechts onder bijzondere omstandigheden is (ook) ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.

In de praktijk leeft bij bestuurders de gedachte dat het verstandig is om met tussenkomst van een BV het bestuur te voeren van een vennootschap. Het idee hierachter is dat de BV-bestuurder een extra schild vormt ter afwering van claims uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid.

Helaas voor de bestuurder biedt een dergelijke constructie geen soelaas. In de wet (art. 2:11 BW) is bepaald dat de aansprakelijkheid van een rechtspersoon als bestuurder van een andere rechtspersoon tevens hoofdelijk rust op ieder die ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid van de rechtspersoon daarvan bestuurder is. Deze wetsbepaling strekt ertoe te voorkomen dat natuurlijke personen aan bestuurdersaansprakelijkheid kunnen ontkomen door het tussenschuiven van een rechtspersoon-bestuurder.

Lange tijd is onduidelijk geweest of artikel 2:11 BW ook kan worden ingezet om bestuurdersaansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad door te schakelen naar de achterliggende bestuurder. Hierover heeft de Hoge Raad afgelopen vrijdag (17 februari jl.) een belangrijke uitspraak gedaan (vindplaats: ECLI:NL:HR:2017:275).

De kernvraag was of met de aansprakelijkheid van de BV-bestuurder op grond van onrechtmatige daad ook de aansprakelijkheid van de achterliggende bestuurder in privé is gegeven, of dat daarvoor de aanvullende eis geldt dat hem “persoonlijk een voldoende ernstig verwijt” kan worden gemaakt.

Volgens de Hoge Raad is artikel 2:11 BW van toepassing in alle gevallen waarin een rechtspersoon in zijn hoedanigheid van bestuurder aansprakelijk is op grond van de wet. Daaronder valt ook de aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad. Dit betekent volgens de Hoge Raad dat voor de vestiging van de aansprakelijkheid van een bestuurder van een BV-bestuurder niet de aanvullende eis geldt dat ook die bestuurder persoonlijk een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt.

De bestuurder in privé kan deze vorm van aansprakelijkheid alleen ontlopen indien hij kan aantonen dat hem geen persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt van de gedraging waarop de aansprakelijkheid van de BV-bestuurder is gebaseerd.

Het arrest van de Hoge Raad is relevant voor de praktijk. Het arrest leert dat het tussenschuiven van een BV-bestuurder geen verhoogde drempel voor aansprakelijkheid opwerpt bij het doorschakelen van  bestuurdersaansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad naar de achterliggende privé bestuurder.

 

Deel dit artikel