Théa Pharma, gespecialiseerd in de productie van oogheelkundige geneesmiddelen, en verzekeraar VGZ raakten in conflict over de vraag of een bepaald geneesmiddel wel deugdelijk was. Op 30 juni 2017 diende een kort geding; Théa Pharma ging in beroep tegen het vonnis. Maar was dat wel op tijd?
VGZ meent dat Thea Pharma niet-ontvankelijk verklaard moet worden in het beroep, omdat de appeldagvaarding te laat betekend was. Dat gebeurde namelijk op 4 augustus 2017, terwijl de appeltermijn eindigde op 31 juli 2017. De voorzieningenrechter had op 30 juni uitspraak gedaan en de appeltermijn van vier weken is gaan lopen op de dag na de uitspraak van het vonnis. Rekening houdend met de Algemene Termijnenwet (die bij de berekening van termijnenrekening houdt met de zaterdag, de zondag en algemeen erkende feestdagen) is de appeltermijn volgens VGZ aangevangen op 3 juli 2017.
Théa Pharma meent wel degelijk op tijd hoger beroep te hebben ingesteld, omdat de voorzieningenrechter op de zitting van 30 juni 2017 had meegedeeld dat hij ter zitting geen uitspraak zou doen, maar dat hij ‘later’ de vorderingen zou gaan afwijzen. Théa Pharma verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 9 juli 2010, waarin de Hoge Raad stelt dat onder de dag van de uitspraak wordt verstaan de dag waarop de rechterlijke beslissing openbaar wordt gemaakt. Volgens Théa Pharma leidt de mededeling van de voorzieningenrechter op zichzelf dan ook niet tot de start van de appeltermijn. Daarnaast verwijst Théa Pharma naar een ander HR-arrest van 24 april 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BG9066), waarin wordt gesteld dat de op het vonnis vermelde datum niet van belang is voor het moment waarop de appeltermijn begint te lopen. Van belang is de dag waarop openbaarmaking van de uitspraak heeft plaatsgevonden. Nu de uitspraak van de voorzieningenrechter niet op 30 juni 2017 openbaar is gemaakt, kan ook de appeltermijn niet vanaf die datum zijn aangevangen, stelt Théa Pharma. Ten slotte heeft Théa Pharma nog aangevoerd dat het kop-staartvonnis dat op 30 juni 2017 door de voorzieningenrechter is opgemaakt en dat diezelfde dag per gewone post zou zijn verzonden, pas op 28 augustus 2017 (!) door de raadsman van Théa Pharma is ontvangen. Het uitgewerkte vonnis is echter op 18 juli 2017 door de advocaat van Théa Pharma ontvangen.
Op grond van artikel 339 lid 2 Rv bedraagt de termijn waarbinnen hoger beroep van een kort geding vonnis kan worden ingesteld vier weken, te rekenen vanaf de dag van het vonnis danwel de dag van de mondelinge uitspraak. Uit het bovengenoemde arrest van de Hoge Raad van 24 april 2009 volgt dat onder dag van de uitspraak wordt verstaan de dag waarop de rechterlijke beslissing openbaar wordt gemaakt. Indien op de dag van openbaarmaking een afschrift van de uitspraak aan de procesvertegenwoordiger van een partij wordt verzonden, is deze, aldus de Hoge Raad in genoemd arrest, ermee bekend dat het vonnis is uitgesproken en behoort het tot zijn taak ervoor zorg te dragen dat het bezwaar of beroep binnen de daarvoor geldende termijn wordt ingesteld. In de onderhavige zaak is het kop-staart vonnis echter niet aan mr. F.A.M. Knüppe (de procesadvocaat van Théa Pharma) gestuurd, maar aan mr. M.O. Meulenbelt (de inhoudelijk behandelend advocaat, die kantoor houdt in Brussel).
Maar dat laatste doet volgens het hof in deze niet ter zake. Théa Pharma heeft, zo stelt het hof, onvoldoende gemotiveerd dat het vonnis van 30 juni 2017 op die dag niet in het openbaar is uitgesproken. De advocaat van VGZ heeft verklaard dat hij het kop-staart vonnis per post op maandag 3 juli 2017heeft ontvangen. Théa Pharma had er, gelet op de spoedeisendheid van haar vordering, belang bij had dat de voorzieningenrechter op de dag van de zitting mondeling uitspraak zou doen en heeft daar ook expliciet om gevraagd. Het hof heeft dan ook geen enkele reden om eraan te twijfelen dat op 30 juni 2017 ter zitting mondeling uitspraak is gedaan. De appeltermijn van vier weken begon dan ook vanaf 30 juni te lopen en eindigde vier weken later op 28 juli 2017. De betekening van de appeldagvaarding op 4 augustus valt dan ook buiten de appeltermijn en het hof verklaart Théa Pharma niet-ontvankelijk in haar hoger beroep.
Termijnbewaking, zo blijkt maar weer, is van levensbelang. Meer weten? Neem gerust contact op.