Het tv-programma Kannie Waar Zijn besteedde aandacht aan het faillissement van het Stripmuseum Strips! In Rotterdam. Striptekenaars zijn boos op de curator van het failliete museum omdat hij een bijdrage verlangt van 75 euro van striptekenaars die hun uitgeleende werken terug willen hebben.
De striptekenaars vinden het principieel onjuist dat ze geld moeten betalen om hun eigen spullen terug te kunnen krijgen. Bovendien vinden ze de vergoeding van 50 x 75 euro – het gaat namelijk om 50 striptekenaars – onredelijk hoog voor wat zij beschouwen als een simpel klusje.
Is dat waar? Ja. Is dat juist? Ja.
Een curator weet bij zijn aanstelling in principe niets van het bedrijf. In korte tijd moet hij veel beslissingen nemen en dat kost tijd en geld. Wie bezittingen claimt, vindt dat logisch maar een curator moet het checken. De werkzaamheden van een curator moet in eerste instantie aan alle schuldeisers ten goede komen. Maar als de curator werk verricht dat specifiek te maken heeft met de rechten van één partij, dan moet deze crediteur rekening houden met een vergoeding daarvoor.
In een soortgelijke zaak spande bierbrouwer Heineken een proces aan tegen de curator in het faillissement van een groothandel. Heineken had voor bijna 28.000 euro goederen aan de groothandel geleverd. Nadat het faillissement was uitgesproken, troffen de curatoren in het magazijn van de groothandel een voorraad producten aan, die voor een deel bleek toe te behoren aan onder meer Heineken. Om de verificatie en uitlevering van de goederen aan de rechthebbenden te organiseren en uit te voeren werd het Nederlands Taxatie- en Adviesbureau (hierna: NTAB) ingeschakeld. Heineken werd in de gelegenheid gesteld om haar rechten uit te oefenen, maar kreeg te horen dat er betaald moest worden.
Heineken stortte het gevraagde bedrag onder protest op een derdengeldrekening, maar vorderde het terug via de rechter. De rechter vonniste in het nadeel van de bierbrouwer. ‘Omdat de kosten ter uitlevering van deze goederen uitsluitend worden gemaakt ten dienste van de belangen van de rechthebbende buiten faillissement en niet van de belangen van de gezamenlijke schuldeisers, gebiedt de redelijkheid en billijkheid dat die kosten kunnen worden verhaald op diegenen in wier belang die kosten worden gemaakt’, aldus het vonnis.
De bijdrage werd wél verlaagd. Vergoeding van die kosten namelijk wel redelijk zijn en daadwerkelijk zien op de werkzaamheden die enkel en alleen de specifieke schuldeiser(s) diende(n).
De vraag is dus of de striptekenaars een punt hebben als ze een bijdrage in het terugkrijgen van hun tekeningen principieel onjuist vinden. De hoogte van de vergoeding zou wel een discussiepunt kunnen zijn.
Meer weten over de afwikkeling van een faillissement?