HR 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1075, 14/01534
Trefwoorden
Procesrecht. Memorie van Grieven, Pilotreglement voor civiele dagvaardingszaken, termijn voor grieven van zes weken, uitstel enkel op uitdrukkelijk verzoek, klemmende redenen, eenstemmig verzoek van partijen, ambtshalve handhaving termijnen, geen waarschuwing, verzuim om tijdig van grieven te dienen, akte-niet-dienen, verval van het recht om een memorie van grieven te nemen, niet-ontvankelijkheid, experiment, belangenafweging, korte termijn van veertien dagen om het verzuim te herstellen
Wetsingang
Art. 20 Rv., art. 133 lid 4 Rv., art. 1.6, 2.10, 2.28 Pilotreglement
Kern van de zaak
In deze zaak ligt, naar de kern genomen, de vraag voor of aan het pilotreglement van het Gerechtshof Amsterdam een met de eisen van een goede procesorde strijdige toepassing wordt gegeven wanneer het hof (zonder voorafgaande waarschuwing) reeds na één termijn van zes weken voor het nemen van de memorie van grieven ambtshalve aan appellant akte-niet-dienen verleent wanneer hij verzuimt tijdig van grieven te dienen.
Hoge Raad
Appellant heeft verzuimd een memorie van grieven te nemen op de roldatum waarnaar de zaak was verwezen voor het nemen van een memorie van grieven, zes weken nadat de zaak was aangebracht. Op die datum is hem verval van het recht verleend om nog een memorie van grieven te nemen. Appellant heeft verzocht hem alsnog gelegenheid te bieden om een memorie van grieven te nemen. Het hof heeft het verleende verval van recht gehandhaafd, waarna het appellant niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn hoger beroep.
Naar het oordeel van de Hoge Raad had het hof aan appellant echter nog een mogelijkheid moeten bieden om zijn verzuim te herstellen. In essentie overweegt de Hoge Raad hiertoe het navolgende:
Nu het pilot-reglement wordt toegepast bij wijze van experiment en afwijkt van het landelijk procesreglement, doet zich een bijzondere situatie voor in die zin dat,
a) voor de memorie van grieven slechts één termijn wordt geboden, die niet wordt verlengd, terwijl
b) bij overschrijding van die nadere termijn, zonder peremptoirstelling of voorafgaande waarschuwing, ambtshalve akte-niet-dienen wordt verleend.
De goede procesorde verlangt, aldus de Hoge Raad, onder de hiervoor onder (a) en (b) vermelde omstandigheden het belang om een onredelijke vertraging te voorkomen af te wegen tegen de ernst van het verzuim en de gevolgen van strikte naleving van het reglement voor de procesvoering van partijen, welke afweging het pilot-reglement in art. 1.6 zelf ook mogelijk maakt, en die in een geval als de onderhavige zaak dient te leiden tot een korte additionele termijn van veertien dagen om het verzuim te herstellen.
Commentaar
Deze uitspraak roept (evenals het tot het pilotreglement van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch betrekkelijke arrest HR 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1064, 14/0533) de vraag op welke situaties de Hoge Raad precies op het oog heeft met zijn overweging dat ‘in een geval als het onderhavige’ voormelde afweging, waartoe art. 1.6 de mogelijkheid biedt, zonder meer dient te leiden tot een korte termijn van veertien dagen om het verzuim te herstellen. Dient bijvoorbeeld ingevolge de eisen van een goede procesorde deze termijn van veertien dagen voor herstel van het verzuim zonder meer te worden geboden, ook al is vóór de termijn van zes weken voor grieven reeds vertraging opgetreden bij de behandeling van het hoger beroep als gevolg van eerdere verzuimen van appellant (bij aanbrengen en overleggen van dagvaarding en vonnis)?
Het is voor discussie vatbaar of de Hoge Raad deze rechtsregel een dergelijke reikwijdte heeft willen geven, dus of de afweging van het belang om een onredelijke vertraging te voorkomen tegen de ernst van het verzuim en de gevolgen van strikte naleving van het reglement ook in die situatie zonder meer leidt tot een extra termijn van veertien dagen. De vraag of een extra termijn geïndiceerd is, dient zich ook aan als het hof wèl van te voren waarschuwt akte-niet-dienen te zullen verlenen wanneer appellant niet aan het einde van de eerste termijn (van zes weken) een memorie van grieven neemt.
Verder geldt het vereiste van bijzondere omstandigheden
In ieder geval verplicht dit arrest niet tot een termijn van veertien dagen voor herstel van het verzuim om een memorie van grieven te nemen als het hof aan appellant reeds op zijn een uitstel heeft verleend.
In die situatie geldt hetgeen de Hoge Raad heeft uitgemaakt in zijn vaste jurisprudentie over het verzuim om tijdig grieven te nemen. Ingevolge die jurisprudentie is – nu iedere advocaat op grond van zijn deskundigheid en kennis zonder meer geacht wordt op de hoogte te zijn van de in de desbetreffende procedure geldende termijnen en van de verstrekkende gevolgen die verbonden zijn aan overschrijding daarvan – slechts onder bijzondere omstandigheden een uitzondering gerechtvaardigd op het aan het verzuim om tijdig van grieven te dienen verbonden gevolg van niet-ontvankelijkheid. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de advocaat mocht afgaan op (niet-correcte) informatie in het roljournaal van het hof, zoals zich voordeed in HR 26 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2813,13/04146, NJ 2014/417, JBPR 2015/14 en HR 26 september 2014, NJ 2014/418, JBPR 2015/16). Een andere grond voor een uitzondering bestaat als het hof aan appellant niet vóór de roldatum, althans niet tijdig genoeg om hem gelegenheid te bieden alsnog een memorie van grieven te nemen, laat weten zijn verzoek om uitstel af te wijzen, zoals aan de orde was in HR 26 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2804, 13/05078, NJ 2014/419, JBPR 2015/17. De Hoge Raad overwoog in dit arrest
“Hiermee strookt dat de beslissing op een tijdig ingediend verzoek om uitstel voor het verrichten van een proceshandeling als de onderhavige, dat slechts op grond van klemmende redenen toewijsbaar is, in alle gevallen, en dus ongeacht of het juiste H-formulier is gebruikt en of daarin klemmende redenen zijn vermeld, gegeven wordt op een zodanig tijdstip dat in geval van weigering de verzoeker nog de gelegenheid heeft de proceshandeling tijdig te verrichten.”[1].
De Hoge Raad heeft met het hier besproken arrest van 17 april 2015 (14/01534) voor één specifieke situatie een uitzondering aangebracht op de als uitgangspunt te nemen niet-ontvankelijkheid als gevolg van het verzuim om tijdig van grieven te dienen.
Heeft het hof Amsterdam met een strikte toepassing van het pilotreglement aan appellant die heeft verzuimd op de (ex art. 2.10) aan hem verleende termijn van zes weken een memorie van grieven te nemen (zonder voorafgaande waarschuwing) ambtshalve akte-niet-dienen verleend en hem niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep dan zal die uitspraak bij de Hoge Raad geen genade vinden. Het advies is derhalve om hiertegen cassatieberoep in te stellen.
Hetzelfde geldt voor de onder het pilotreglement van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch gewezen arresten waarin het hof (zonder voorafgaande waarschuwing) na één uitstel van vier weken, waarmee de eerste termijn van zes weken voor grieven is verlengd, ambtshalve akte-niet-dienen heeft verleend en appellant vervolgens niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn hoger beroep. Een dergelijke uitspraak zal voor de Hoge Raad geen stand houden.
Een cassatieberoep tegen een dergelijke uitspraak loont.
[1] Vgl. ook de conclusie van A-G Wesseling-van Gent vóór dit arrest (onder 2.14) en HR 17 juni 2011, NJ 2013, 376.