Home Actueel Archief RUBRIEK UITSPRAKEN UITGELICHT

RUBRIEK UITSPRAKEN UITGELICHT

Archief
17-03-14

Bevoegdheid om afstand te doen van verpande vordering rust bij pandgever.

 

HR 21 februari 2014, ECLI:NLHR:2014:415, RvdW 2014,367 (IAE/Neo-River)

 

Trefwoorden

 

Verbintenissenrecht/procesrecht: openbaar pandrecht, bevoegdheid pandgever, afstand van recht, actio pauliana, bevoegdheid pandhouder tot vernietiging van rechtshandeling, vordering uit onrechtmatige daad

 

Kern van het arrest

 

Centraal staat of de pandgever bevoegd is om afstand te doen van een verpande vordering.

 

Distributeur heeft zijn op een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de distributieovereenkomst gestoelde vordering tot schadevergoeding verpand. De rechtbank heeft de op wanprestatie gestoelde vordering van pandgever en pandhouder op de contractuele wederpartij van pandgever afgewezen. Eerst na dit vonnis is mededeling gedaan van het pandrecht. De beslissing van pandgever om het hoger beroep niet door te zetten en uitdrukkelijk te berusten in het vonnis, kwalificeert als afstand van recht in de zin van art. 6:160 BW.

 

Pandhouder heeft het hoger beroep voortgezet. Zijn vordering steunt op een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de distributieovereenkomst jegens pandgever, niet op onrechtmatige daad.  Naar de mening van pandhouder was pandgever niet bevoegd om afstand te doen van de verpande vordering. De Hoge Raad volgt pandhouder hierin niet.

 

Evenals geldt voor de overige beperkte rechten gaat, ingevolge art. 3:81 lid 2, aanhef en onder a, BW, het pandrecht teniet wanneer het (meeromvattend) recht waaruit het is afgeleid tenietgaat. Gaat een vordering teniet door afstand van recht dan deelt het hierop gevestigde pandrecht haar lot. De aan een vordering voor de schuldeiser verbonden bevoegdheden komen met de vestiging van een beperkt recht niet zonder te rusten bij de beperkt gerechtigde, zoals de pandhouder. De wettelijke regeling bepaalt of en in hoeverre zulks het geval is. Ex art. 3:246 is de pandhouder na mededeling van het pandrecht bevoegd in en buiten rechte nakoming van de vordering te verlangen, betaling in ontvangst te nemen alsook om over te gaan tot opzegging indien de vordering eerst na opzegging opeisbaar wordt. De wet kent de pandhouder geen andere bevoegdheden van de schuldeiser toe. Aan de pandgever komt dus niet het recht toe kwijtschelding te verlenen, een afbetalingsregeling te treffen, de vordering tot nakoming om te zetten in een vordering tot schadevergoeding dan wel de overeenkomst waaraan de vordering ontspruit te beëindigen of te ontbinden; deze bevoegdheden blijven bij de pandgever, zo ook de bevoegdheid om afstand te doen van de verpande vordering. 

 

Aan zijn bevoegdheid de desbetreffende rechtshandeling ingevolge art. 3:45 BW (met een actio pauliana) te vernietigen ontleent de pandhouder bescherming tegen benadeling in zijn belang bij het verpande.

 

Stelplicht en bewijslast van benadeling als bedoeld in art. 3:45 lid 1 BW rusten op de schuldeiser. Gaat voor de pandhouder met de desbetreffende rechtshandeling zijn pandrecht verloren dan zal in beginsel van een dergelijke benadeling sprake zijn. Aan de belangen van de pandhouder wordt verder tegemoetgekomen in art. 3:45 tot en met 3:47 BW. Pandhouder staat bovendien in voorkomend geval een vordering uit onrechtmatige daad ten dienste.

 

 

 

Verzekeraar dient te zijn geschaad in zijn redelijke belangen wil hij verzekerde wegens niet-naleving van verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst zijn contractuele rechten kunnen ontzeggen

 

HR 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:522

 

Trefwoorden

 

Verzekeringsrecht; niet-naleving verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst door verzekerde, bevoegdheid verzekeraar verzekerde zijn rechten te ontzeggen bij niet-naleving polisbepalingen?

 

Kern van het arrest

 

Centraal staat of de rechtsbijstandsverzekeraar op goede gronden de verdere behandeling van het schadedossier heeft gestaakt. 

 

De rechtsbijstandsverzekeraar heeft zich na herhaald tevergeefs verzoek aan verzekerde om verdere instructies, beroepen op polisvoorwaarden waarin is vastgelegd dat de verzekerde aan de verzekeringsovereenkomst geen rechten kan ontlenen indien hij nalaat de hem in die voorwaarden opgelegde verplichtingen na te komen.

 

Gelijk de Hoge Raad in zijn arrest van 5 oktober 2007, ECLI:NL:HR2007: BA9705, NJ 2008/57 heeft geoordeeld aangaande een beroep op een contractueel vervalbeding, geschreven voor het geval niet tijdig een schademelding plaatsvindt, geldt in dit geval, waarin verzekerde niet voldoet aan de voor hem uit de overeenkomst voortgevloeide verplichting tot verdere instructie, dat de verzekeraar – wil hij de verzekerde zijn aanspraak onder de verzekering kunnen ontzeggen – onder opgave van redenen dient aan te voeren als gevolg van de niet-nakoming door verzekerde van verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst te zijn geschaad in zijn redelijke belangen.

Deel dit artikel