De Raad van Arbitrage in Bouwgeschillen heeft onlangs voor het eerst in een procedure, waarbij Köster Advocaten voor de aannemer optrad, geoordeeld dat de oorlog in Oekraïne en de gevolgen daarvan voor (onder andere) de bouw te gelden hebben als een van buiten komende extreme onvoorziene wijziging van omstandigheden, en dat sprake is van een situatie zoals bedoeld in art. 6:258 BW.
Dit wetsartikel bepaalt dat de rechter de gevolgen van een overeenkomst – zoals een aannemingsovereenkomst – kan wijzigen of die overeenkomst geheel of gedeeltelijk kan ontbinden, wanneer er sprake is van onvoorziene omstandigheden die maken dat de wederpartij naar redelijkheid en billijkheid niet mag verwachten dat de overeenkomst ongewijzigd in stand blijft. Oftewel: bij bepaalde onvoorziene omstandigheden, kan een overeenkomst tussentijds worden aangepast of zelfs worden ontbonden. De RvA heeft nu geoordeeld dat de oorlog in Oekraïne voor aannemingsovereenkomsten als zo’n onvoorziene omstandigheid heeft te gelden. Wat exact de gevolgen daarvan zijn, zal natuurlijk per situatie verschillen. Hiermee is in ieder geval de deur geopend voor een aanpassing van de aanneemsom, wanneer het vanwege prijsstijgingen niet redelijk meer is om de aannemer vast te pinnen op een begroting waarin nog geen rekening kon worden gehouden met de gevolgen van de oorlog in Oekraïne.
Dat was ook de uitkomst van het vonnis van de RvA van augustus 2022. Niet alleen was sprake van een onvoorziene omstandigheid zoals bedoeld in art. 6:258 BW, vanwege een van de contractuele bepalingen uit de aannemingsovereenkomst, oordeelde de RvA ook dat de opdrachtgever verplicht was om in minnelijk overleg met de aannemer tot een aanpassing van de tussen partijen overeengekomen aannemingsovereenkomst – waaronder de aanneemsom – probeert te komen.
De aannemingsovereenkomst bepaalde namelijk dat tussentijdse aanpassing van de aannemingsovereenkomst mogelijk moet zijn als zich een extreme onvoorziene wijziging van omstandigheden voordoet, waardoor het naar objectieve maatstaven in redelijkheid niet langer verantwoord is voor (een van) de partijen om de overeenkomst ongewijzigd uit te voeren. De RvA oordeelde dat de aannemer een rechtsgeldig beroep op deze bepaling had gedaan, vanwege de oorlog in Oekraïne en de gevolgen daarvan. De RvA gaf ook aan:
“Op 24 februari 2022 is Rusland Oekraïne binnengevallen. Door de voortdurende oorlog in Oekraïne stijgen de prijzen van tal van product en, van sommige zelfs (zeer) sterk en niet alleen van gas, olie en benzine. De situatie op de toch al overspannen bouwmarkt met stijgende bouwkosten en (dreigende) (personeels)tekorten is alleen maar nijpender geworden.”
Het oordeel van de RvA is overigens opvallend, omdat een beroep op omstandigheden die de algehele economie beïnvloeden in het kader van art. 6:258 BW, niet al te snel slaagt. De coronacrisis (en daarop volgende overheidsmaatregelen) is wat dat betreft een uitzondering geweest: de economische crisis van 2008 viel volgens de rechtspraak onder het ondernemersrisico en was geen reden om vanwege onvoorziene omstandigheden tot aanpassing van overeenkomsten over te gaan.
Voor advies over het leerstuk van onvoorziene omstandigheden in verband met de gevolgen van de oorlog in Oekraïne voor de bouw, kunt u altijd contact opnemen met het vastgoedteam van Köster Advocaten. Wij staan u graag te woord!