Het geschil
Een tandarts verkoopt zijn praktijk; hij heeft een overeenkomst van opdracht met zijn mondhygiëniste en vertelt haar dat de verkoop een feit is, maar dat ook geregeld is dat zij een nieuw contract kan sluiten met de overnemende tandarts.
Dan gebeurt er iets vreemds. De man van de mondhygiëniste belt met de overnemende tandarts en eist een nieuw contract voordat de mondhygiëniste aan de slag gaat. De overnemende tandarts staat open voor een gesprek, maar dat komt er niet van omdat gezegd wordt dat de mondhygiëniste dan niet komt.
Dan stapt de mondhygiëniste naar de rechter en zegt dat er een te korte opzegtermijn is gebruikt omdat er een termijn van 3 maanden in het contract staat. De verkopende tandarts voert verweer en meent dat de mondhygiëniste de problemen aan zichzelf te wijten heeft. Ze had gewoon een nieuw contract kunnen sluiten en had op dezelfde plek en met dezelfde patiënten haar werk kunnen voortzetten.
De uitspraak
De rechter oordeelt dat de verkopende tandarts gelijk heeft; de mondhygiëniste had gedurende de resterende dagen van haar opzegtermijn in de praktijk kunnen doorwerken (zij had namelijk zelf al enige tijd daarvoor opgezegd).
Kortom, een te korte opzegtermijn (als daarvan sprake is) hoeft niet altijd fataal te zijn. Gebruikmaking van de juiste verweren biedt altijd kans op een goede afloop.