Home Actueel Archief Opschorting: een belangrijk pressiemiddel

Opschorting: een belangrijk pressiemiddel

Archief
03-03-14

Bijna iedere ondernemer heeft er wel eens mee te maken: een contractuele wederpartij die zijn verplichting(en) niet nakomt. Opschorting, bijvoorbeeld het uitstellen van betaling van een factuur, kan een efficiënt pressiemiddel zijn om druk uit te oefenen op deze wederpartij, zodat deze zijn verplichting(en) alsnog nakomt. Maar wie kan een beroep doen op het opschortingsrecht en wanneer kan dit recht worden ingeroepen? De Hoge Raad heeft onlangs een arrest gewezen over de vraag of opschorting mogelijk is als de contractuele wederpartij het overeengekomen werk nog niet heeft opgeleverd en de geconstateerde tekortkomingen aan dit werk nog kunnen worden hersteld.

 

Aan een rechtsgeldig beroep op het opschortingsrecht zijn drie voorwaarden verbonden. Een schuldenaar heeft de bevoegdheid om de nakoming van zijn verbintenis op te schorten totdat zijn schuldeiser, op wie de schuldenaar een opeisbare vordering heeft, zijn verplichting is nagekomen. De schuldenaar die zijn prestatie wil uitstellen, moet dan ook zelf een opeisbare vordering hebben op zijn schuldeiser (1). Er moeten twee opeisbare verbintenissen tegenover elkaar staan, dus beide partijen moeten wat van elkaar te vorderen hebben: wederzijds schuldenaarschap (2). Tevens moet voldoende samenhang bestaan tussen beide verbintenissen (3). De gedachte achter het opschortingsrecht is dat degene die zelf in gebreke blijft, geen aanspraak hoort te maken op nakoming van degene jegens wie hij in gebreke blijft. Voor wat hoort wat dus.

 

De Hoge Raad heeft zich recentelijk uitgelaten over het opschortingsrecht in een arrest over een opdrachtgever die een dakdekker heeft opgedragen om zijn dakbedekking te vernieuwen. Partijen hebben hun afspraken in een overeenkomst vastgelegd en de dakdekker is in september 2007 met de werkzaamheden gestart. In diezelfde maand en in april 2008 heeft de opdrachtgever € 25.210,08 respectievelijk € 10.504,20 aan de dakdekker betaald. Tevens heeft hij de dakdekker aangespoord om de werkzaamheden spoedig af te ronden. De dakdekker heeft zijn werkzaamheden echter één dag voor laatstgenoemde betaling gestaakt, terwijl deze nog niet waren afgerond.

 

Anderhalf maand later heeft de dakdekker wederom een factuur gezonden aan de opdrachtgever met daarop de mededeling “Hierbij doen wij u de rekening toekomen van de werkzaamheden welke tot nu toe bij u zijn uitgevoerd”. Hiermee was voor de opdrachtgever de maat vol. Hij heeft vervolgens een advocaat ingeschakeld, die de dakdekker heeft aangeschreven.

 

Kort gezegd is aan de dakdekker schriftelijk medegedeeld dat de werkzaamheden te lang hebben geduurd en onzorgvuldig zijn verricht en dat sprake is van tekortkomingen aan de werkzaamheden. Voorts is aan de dakdekker medegedeeld dat de laatste factuur prematuur is en dat, zolang niet alle werkzaamheden naar behoren zijn uitgevoerd, niet door de opdrachtgever hoeft te worden betaald. De opdrachtgever heeft de betaling van de factuur dan ook opgeschort met de mededeling dat hij deze pas zou betalen als de dakdekker alle tekortkomingen zou hebben hersteld. Naar aanleiding hiervan heeft de dakdekker aangeboden om een deel van de werkzaamheden alsnog uit te voeren op voorwaarde dat een deel van de openstaande factuur zou worden betaald.

 

In de juridische procedure spitst de discussie zich toe op de vraag of de opdrachtgever zich op zijn opschortingsrecht kan beroepen. In hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat het onredelijk was van de opdrachtgever om niet in te gaan op het aanbod van de dakdekker tot het verrichten van herstelwerkzaamheden. Volgens het hof was de deugdelijkheid van de reeds uitgevoerde werkzaamheden niet van belang, omdat van oplevering nog geen sprake was.

 

De Hoge Raad dacht hier anders over. Om tot zijn oordeel te komen, had het hof moeten onderzoeken of de klachten van de opdrachtgever over het werk terecht waren en of deze voldoende waren om het beroep op opschorting te kunnen rechtvaardigen. Het deed er volgens de Hoge Raad niet toe dat het overeengekomen werk nog niet was opgeleverd en de tekortkomingen zich nog voor herstel leenden. Het opschortingsrecht heeft juist als doel om druk uit te oefenen voor het geval de dakdekker in gebreke zou blijven met het uitvoeren van herstelwerkzaamheden.

 

De aanvaarding van het voorstel van de dakdekker zou hebben betekend dat de opdrachtgever zijn opschortingsrecht had moeten prijsgeven, voordat de dakdekker tot het uitvoeren van herstelwerkzaamheden over zou gaan. Dit kan natuurlijk niet de bedoeling zijn van een beroep op opschorting.

 

Met dit arrest heeft de Hoge Raad verduidelijkt dat een beroep op een opschortingsrecht op grond van de ondeugdelijkheid van reeds verrichte werkzaamheden mogelijk is, ondanks dat het overeengekomen werk nog niet is opgeleverd en de tekortkomingen nog kunnen worden hersteld. Dit sluit aan op de gedachte achter het opschortingsrecht. Het opschortingsrecht is namelijk vooral bedoeld als een pressiemiddel om een contractuele wederpartij zijn verplichting(en) alsnog te laten nakomen. Tevens is het opschortingsrecht bedoeld als zekerheid voor degene die er een beroep op doet voor het geval een contractuele wederpartij niet nakomt.

 

Heeft u vragen over het opschortingsrecht? Neem dan contact op met de praktijkgroep Procesrecht.

 

Uitspraak: Hoge Raad d.d. 17 januari 2014

Vindplaats: ECLI:NL:HR:2014:95

Deel dit artikel