Home Actueel Archief Ontslag op staande voet en het naderende pensioen

Ontslag op staande voet en het naderende pensioen

Archief
21-01-14

Een werknemer in dienst van het Amsterdamse GVB functioneerde al 38 jaar zonder noemenswaardige problemen. Zijn werkgever vroeg hem periodiek medische keuringen te ondergaan, om te toetsen of hij nog altijd in staat was zijn werk te verrichten. Deze vraag had een wettelijke grondslag. Blijkbaar was de werknemer niet langer in staat om die keuring met succes te doorstaan, waarop hij de gezondheidsverklaring vervalste. Op het moment dat zijn werkgever hier achter kwam, werd hij op staande voet ontslagen, waarna de zaak werd voorgelegd aan de Amsterdamse kantonrechter.

 

Ten tijde van het ontslag was de werknemer 62 jaar oud, 38 jaar in dienst en nog slechts drie jaar verwijderd van zijn pensioendatum. Het behoeft weinig toelichting dat onder deze omstandigheden de werknemer ernstig benadeeld werd door het ontslag op staande voet.  Zo claimde ook de werknemer, die van mening was dat vanwege deze omstandigheden de opzegging met onmiddellijke ingang niet kon worden gerechtvaardigd.

 

De kantonrechter vergeleek deze kwestie met het Hema/Prins-arrest van de Hoge Raad (HR). In die zaak deed zich een min of meer vergelijkbare situatie voor, waarbij een verkoopchef na afloop van zijn afscheidsreceptie (!) zonder betaling twee blikken motorolie van € 2,25 per stuk meenam. Dit deed zich voor na een dienstverband van 35 jaar en op (letterlijk) de vooravond van zijn pensioen. De gevolgen van dit ontslag waren zeer ernstig. Deze werknemer had namelijk een beëindigingsregeling getroffen, waarin ook financiële afspraken ten aanzien van zijn pensioen waren gemaakt. Als gevolg van het ontslag kwamen alle afspraken te vervallen. Een en ander stond niet in verhouding tot de gedragingen die hem werden verweten, zo oordeelde de Hoge Raad.

 

Ten aanzien van de GVB-medewerker viel de weging anders uit. Ook in deze zaak heeft de kantonrechter ingezien dat de financiële gevolgen van het ontslag meer zouden inhouden dan alleen het wegvallen van loon. Voor zijn pensioen zouden de gevolgen immers groot zijn. Niettemin hield het ontslag op staande voet wel stand. Doorslaggevend daarin was dat de Hema-werknemer zijn laatste feitelijke werkdag al achter de rug had en de GVB-werknemer nog drie jaar zou blijven werken tot de pensioendatum. Daardoor had GVB een te respecteren belang om de werknemer met onmiddellijke ingang van de werkvloer te verwijderen. Daarbij was de schade voor de werknemer aanzienlijk, maar beperkter dan in het eerder genoemde arrest: deze werknemer zou maximaal 25% van zijn pensioen verliezen, terwijl de HEMA-werknemer bij ontslag volledig afhankelijk zou worden van een bijstandsuitkering.

 

De gevolgen van het ontslag op staande voet waren voor de werknemer van GVB niet dermate groot,  dat hierdoor de dringende reden moest worden gepasseerd. Het ontslag hield stand.

 

Het ontslag op staande voet is nooit vrij van risico’s. U doet er verstandig aan om altijd te overwegen of er passender alternatieven zijn en of deze sanctie in de gegeven omstandigheden wel gerechtvaardigd is. Dat geldt zeker in bijzondere omstandigheden, zoals een langdurig dienstverband of naderende pensioendatum. Wordt u geconfronteerd met gedrag van een van uw werknemers dat niet door de beugel kan? Onze arbeidsrechtspecialisten staan u graag bij om de juiste stappen te zetten.

 

 

Bron: Kantonrechter Amsterdam, 31 oktober 2013, JAR 2013/288

Deel dit artikel