Bij een beroep op non-conformiteit of dwaling, kan de koper in sommige gevallen door de verkoper worden verweten in strijd te hebben gehandeld met zijn onderzoeksplicht. Hoe zit dat bij een beroep van koper op bedrog? Een korte bespreking van een recente uitspraak van het Hof Amsterdam (17 september 2013, NJF 2014, 12) waarin deze vraag aan de orde is gesteld.
Deze zaak betrof de verkoop van een afhaal- en bezorgpizzeria. De koper reageerde op een advertentie waarin de verkoper de pizzeria als winstgevend afschilderde. In een gesprek deelde verkoper mee dat de onderneming goed draaide. Hoewel de koper herhaaldelijk om inzage in de cijfers had gevraagd – en in een van de voorgesprekken had laten weten van de koop af te zien indien de cijfers niet zouden worden getoond – tekende hij de koopovereenkomst zonder de bedrijfsresultaten te hebben gezien. Al snel kwam de koper erachter dat de pizzeria verlies leed. De koper stapte naar de rechter en vorderde (naast schadevergoeding) vernietiging van de koopovereenkomst op grond van bedrog.
Omdat de koper de aanwezigheid van bedrog – in de ogen van de rechtbank – onvoldoende aannemelijk had gemaakt, wees de rechtbank de vordering af. In hoger beroep heeft de koper aangevoerd dat door de rechtbank is miskend dat de verkoper hem i) bewust onjuist had geïnformeerd en hem bovendien ii) opzettelijk geen betrouwbare cijfers ter inzage had gegeven. Deze zouden niet beschikbaar zijn geweest, aldus de koper.
Het Hof volgt de stellingen van de koper vooralsnog, door aannemelijk te achten dat er sprake is van bewuste misleiding, met name voor wat betreft de mededelingen over de winstgevendheid van het bedrijf. De koper wordt op dit punt toegelaten tot het leveren van bewijs. Ook dient de koper te bewijzen dat de jaarcijfers voorafgaande aan de koop niet beschikbaar waren.
In de procedure worden met moeite enige cijfers van de onderneming achterhaald, die een weinig rooskleurig beeld van de onderneming geven. Deze cijfers waren ten tijde van ondertekenen van de koopovereenkomst niet beschikbaar. Het Hof oordeelt dat de koper erop stond bepaalde inlichtingen over de financiële gezondheid van het bedrijf te ontvangen en dat deze niet door de verkoper zijn verstrekt (terwijl die kennelijk wel beschikbaar waren). Dit terwijl de inlichtingen zo belangrijk waren dat verkoper deze niet had mogen achterhouden. Er is sprake van het opzettelijk achterhouden van informatie. Kortom, de koper slaagt in het leveren van bewijs en het Hof vernietigt de overeenkomst.
Uit deze uitspraak blijkt maar weer eens dat de mogelijke naïviteit van de koper bij een beroep op bedrog, niet direct relevant is. In deze zaak werd bedrog aangenomen, terwijl de koper bedenkingen had bij de koop. Ook heeft hij de koopovereenkomst zonder inzage in de gevraagde stukken, getekend. Dit lijkt onzorgvuldig. Voor een geslaagd beroep op bedrog maakt dat echter niet uit. Dit leerstuk vereist slechts dat de overeenkomst onder invloed van een opzettelijke onjuiste mededeling / verzwijging is aangegaan. Verschoonbaarheid (en daarmee: de onderzoeksplicht van de koper) speelt geen rol.
In zoverre ligt de lat voor een geslaagd beroep op bedrog lager dan een beroep op dwaling, mits het opzettelijke karakter van de kunstgreep bewezen kan worden. Indien de opzet echter niet bewezen kan worden, ligt een beroep op dwaling meer voor de hand.