Home Actueel Ondernemingsrecht Onbezoldigd bestuurslid van een vereniging: geen vergoeding, wel aansprakelijkheid

Onbezoldigd bestuurslid van een vereniging: geen vergoeding, wel aansprakelijkheid

Ondernemingsrecht
25-09-18 Jan Koekkoek

De gemeente Rotterdam heeft ruim dertig volkstuincomplexen in eigendom, waarvan de huurders per complex verenigd zijn in een volkstuinvereniging, met onbezoldigd bestuurders. Maar ook onbezoldigd bestuurders zijn aansprakelijk voor wat ze doen én laten.

De gemeente Rotterdam heeft de verhuur van de kavels belegd bij de Rotterdamse Bond van Volkstuinders (RBvV). De volkstuinders betalen huur en contributie aan de RBvV, maar de inning loopt vrijwel altijd via de volkstuinvereniging van het complex, in deze zaak Volkstuinvereniging De Beukhoeve.

Het bestuur van De Beukhoeve bestaat uit voorzitter V., penningmeester P. en secretaris A. In 2011 richten V. en P. stichting De Beukhoeve op, waarvan de activiteiten bestaan uit het beheren van de contributiegelden. Het bestuur van de stichting bestaat (opnieuw) uit V., P. en A. Jaarlijks worden forse bedragen overgeboekt van de vereniging naar de stichting. Daarnaast is het bestuur druk met discussiëren met de RBvV over het opschorten en afdragen van huurpenningen en contributies. In 2015 komt de rechter eraan te pas: de vereniging wordt veroordeeld tot betaling aan RBvV van € 160.849,93 met rente en proceskosten. En omdat betaling uitblijft, laat de RBvV beslag leggen op de bankrekening van de vereniging, waar volgens de bank overigens maar ruim 7.500 euro op staat.

Het inmiddels vernieuwde bestuur van de vereniging laat op haar beurt beslag leggen op de rekening van de stichting, maar het saldo van de stichtingsrekening bedraagt maar een schamele 568,99 euro.

Het wordt duidelijk dat de stichting gebruikt is om geld weg te sluizen en de RBvV stelt de bestuurders hoofdelijk aansprakelijk voor de schade, die bijna 200.000 euro bedraagt. De rechtbank wijst die vordering toe. Secretaris A., die overigens niet gedeeld had in de opbrengsten, verzocht om matiging, omdat zij haar bestuurswerkzaamheden onbezoldigd en op vrijwillige basis verrichtte. De rechter wees haar verzoek af, waarop ze in hoger beroep ging. Zij meende dat de rechtbank ten onrechte  voorbij was gegaan aan haar verweer dat zij geen kennis had van de overboekingen, dat de kascontrolecommissie van de vereniging een goedkeurende verklaring had afgegeven, dat de algemene ledenvergadering decharge had verleend en dat haar dus geen verwijt kon worden gemaakt. Ze deed het werk vrijwillig en had geen idee van de snode plannen van V. en/of P.

Maar ook in hoger beroep wordt A. niet van haar aansprakelijkheid ontheven. De interne aansprakelijkheid van bestuurders van een rechtspersoon tegenover die rechtspersoon is vastgelegd in artikel 2:9 BW. Daarin is onder meer opgenomen dat elke bestuurder tegenover de rechtspersoon gehouden is tot een behoorlijke vervulling van zijn taak. A. wist van de oprichting van de stichting, ze wist dat de stichting was bedoeld om ervoor te zorgen dat het verenigingsbestuur niet over grote bedragen zou kunnen beschikken én ze wist dat het bestuur gebrouilleerd was met de RBvV over de betaling van verschuldigde huurpenningen. Tegen die achtergrond had zij volgens het Hof kunnen en moeten begrijpen dat V., zolang hij bestuurder was van de vereniging en van de stichting, via deze weg gelden zou kunnen onttrekken aan de macht van de leden van de vereniging en van de schuldeisers, zoals RBvV. Zij was op de hoogte van bestaan en doel van de stichting en is daarom aansprakelijk als bestuurder, ook al verrichtte ze haar bestuurstaken vrijwillig en onbezoldigd.

Meer weten over bestuurdersaansprakelijkheid? Neem dan contact met ons op!

Deel dit artikel