Home Actueel Arbeidsrecht Minder risico bij gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers

Minder risico bij gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers

Arbeidsrecht
07-02-23 Elianne Vroege-Scheffers

De no-riskpolis

Voor sommige werknemers heeft u recht op een compensatie van de loonkosten bij arbeidsongeschiktheid. Zoals u weet geeft deze no-riskpolis recht op een Ziektewetuitkering voor die werknemers, terwijl de arbeidsovereenkomst doorloopt. U hoeft dan geen loon door te betalen. Bovendien heeft deze Ziektewetuitkering geen impact op de berekening van uw Whk-premie. Eén van de typen werknemers voor wie dit recht bestaat, is de groep 35-minners[1]: personen die bij een WIA-keuring minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn geacht. In een recent arrest heeft de Hoge Raad het recht op toepassing van de no-riskpolis verduidelijkt (verruimd) voor deze groep.

Het oordeel

De Hoge Raad[2] oordeelde op 28 oktober jl. dat het wetsartikel dat ziet op de no-riskpolis voor de 35-minners niet duidelijk was én verduidelijkte dit artikel. Die uitleg luidt samengevat als volgt: Als met een 35-minner binnen vijf jaar na het einde van de wachttijd (de eerste 104 weken van arbeidsongeschiktheid) een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan, in de eerste vijf jaar na aanvang van die arbeidsovereenkomst aanspraak kan worden gemaakt op de no-riskpolis.

Waarom is dit relevant?

Met enige regelmaat krijgen wij de vraag vanuit werkgevers hoe het is te achterhalen of een werknemer onder de no-riskpolis valt. In de sollicitatieprocedure mag immers niet worden gevraagd naar een eventueel ziekteverleden. Maar: nadat een werknemer twee maanden in dienst is mag wel worden gevraagd of de werknemer in aanmerking komt voor de no-riskpolis.[3] Omdat daar niet altijd aanleiding voor is, wordt die vraag niet gesteld. Wij adviseren daarom om dit na te gaan bij een eerste ziekmelding. Een werknemer moet dan de vraag naar waarheid beantwoorden.

Het gevolg van dit arrest van de Hoge Raad is dat werkgevers een behoorlijk ruime termijn hebben om voor de groep 35-minners nog aanspraak te kunnen maken op de no-riskpolis. Dat kan een forse kostenbesparing opleveren. Let er wel op dat u vervolgens de no-riskpolis tijdig aanvraagt bij het UWV!

De uitspraak: wat speelde er?

De belanghebbende, een uitzendwerkgever, was op 15 juli 2013 met een werknemer (hierna aangeduid als: “uitzendkracht”) een uitzendovereenkomst overeengekomen. Zoals bij de organisatie gebruikelijk, was in de uitzendovereenkomst een uitzendbeding opgenomen. Door dit uitzendbeding eindigde de arbeidsovereenkomst van de uitzendkracht van rechtswege in het geval van arbeidsongeschiktheid. Deze uitzendkracht had een ziektehistorie en had in april 2011 een WIA-uitkering aangevraagd. Die WIA-uitkering was afgewezen, omdat de uitzendkracht minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De uitzendkracht meldde zich op 1 oktober 2015 ziek, waardoor de uitzendovereenkomst per die datum is geëindigd. Ruim 8 maanden later (juni 2016) zijn de uitzendwerkgever en uitzendkracht een nieuwe uitzendovereenkomst aangegaan. Dit contract is in oktober 2016 geëindigd. Vier dagen na het aflopen van deze laatste uitzendovereenkomst werd de uitzendkracht opnieuw ziek en vroeg hij een ziektewetuitkering (ZW-uitkering) aan. Het voorgaande is visueel gemaakt in onderstaande tijdlijn.

Welke vraag lag voor?

In beide ziekteperioden heeft de (voormalig) uitzendkracht een ziektewetuitkering ontvangen vanuit het UWV. De inspecteur van de belastingdienst heeft deze last van ziekengeld toegerekend aan de uitzendwerkgever bij het opleggen van de beschikking gedifferentieerde premies Whk. Kort gezegd: de verschuldigde premies van de uitzendwerkgever zijn daardoor verhoogd. De vraag die voorlag was of deze beschikking terecht was. Vielen de ziekteperioden niet onder de no-riskpolis (artikel 29b ZW), waardoor kosten voor loon tijdens ziekte worden gecompenseerd door het UWV en geen sprake kan zijn van een verhoging van de premies Whk?

No-riskpolis geldt als de arbeidsovereenkomst is aangegaan binnen 5 jaar na einde wachttijd

De Hoge Raad oordeelde kort gezegd, dat de tekst van het wetsartikel niet duidelijk is en voor tweeërlei uitleg vatbaar. De no-riskpolis was geïntroduceerd als onderdeel van een pakket maatregelen ter bevordering van de instroom van gedeeltelijk arbeidsongeschikte personen op de arbeidsmarkt en om werkgevers te stimuleren langdurige uitval door ziekte tegen te gaan.[4] Het doel van de no-riskpolis[5] was om arbeidsparticipatie van gedeeltelijk arbeidsongeschikten te bevorderen door het aantrekkelijker te maken voor werkgevers om een arbeidsovereenkomst aan te gaan met een persoon die minder dan 35% arbeidsongeschikt was bevonden. Dit specifieke doel moet prevaleren bij de uitleg van de bepaling omtrent de no-riskpolis. De Hoge Raad komt daarom – in lijn met de uitspraak van het Gerechtshof[6] –  tot de conclusie dat ook in de tweede ziekteperiode ziekengeld is betaald op grond van de no-riskpolis. De uitzendwerkgever en -kracht waren immers de tweede uitzendovereenkomst aangegaan binnen vijf jaar na het einde van de wachttijd en er werd nog steeds voldaan aan de overige voorwaarde van de no-riskpolis.

Kortom, vangt een arbeidsovereenkomst aan binnen vijf jaren na afloop van de wachttijd dan is de no-riskpolis van toepassing voor alle perioden van ziekte die aanvangen in de vijf jaren na de aanvang van de arbeidsovereenkomst.

Nader advies

Vraagstukken over arbeidsongeschiktheid hebben aanzienlijke impact op uw organisatie. De advocaten van het Team Arbeid & Flex adviseren u graag hierover. Neem voor al uw vragen over arbeidsongeschiktheid contact op met Marita Hoogeveen of Elianne Vroege-Scheffers.

[1] Artikel 29b lid 1 sub b ZW.
[2] ECLI:NL:HR:2022:1557.
[3] Artikel 38b lid 1 ZW.
[4] Kamerstukken II, 1990-1991, 22 228, nr. 3, blz. 1.
[5] Artikel 29b lid 1 sub b ZW.
[6] ECLI:NL:GHARL:2021:2876

Deel dit artikel