De Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam moest eraan te pas komen om een conflict binnen een huisartsenpraktijk – in ieder geval voorlopig – op te lossen.
Huisarts H. oefende tot 28 juni 2016 zijn praktijk uit in de vorm van een eenmanszaak, maar eind juni 2016 richtte H. Holding B.V. Huisartsenpraktijk B.V. op, aanvankelijk met H. als enig bestuurder en aandeelhouder. Drie dagen later werd ook M., al vijf jaar werkzaam als praktijkmanager, ingeschreven als bestuurder van de nieuwe Huisartsenpraktijk B.V. Enkele maanden later verkocht H. Holding B.V. zelfs 50% van de aandelen in het kapitaal van Huisartsenpraktijk B.V. aan Y. Weer een paar weken later worden de gelederen versterkt – of zo u wilt: verzwakt – met een nieuwe aandeelhouder. H. Holding B.V. en Y houden ieder 47,6% en de heer Z. wordt houder van 4,8% van de aandelen in Huisartsenpraktijk B.V.
Wat oorzaak en gevolg zijn, vertellen de stukken niet, maar eind 2016 heeft H. wegens persoonlijke omstandigheden zijn werkzaamheden als huisarts tijdelijk neergelegd. Daarna heeft zich een reeks van incidenten voorgedaan tussen H. en zijn holding aan de ene kant en M. aan de andere kant. De voorzieningenrechter heeft diverse voorlopige voorzieningen getroffen, waarbij onder meer aan H. de toegang tot de praktijk werd ontzegd, onder de voorwaarde dat Y. binnen vier weken een enquêteverzoek zou indienen bij de Ondernemingskamer. En aldus geschiedde.
Het gerechtshof stelt vast dat zich tussen H. en M. een diepgaand conflict ontwikkeld heeft; zij maken elkaar over en weer ernstige verwijten. De verhouding tussen X en Y is volledig verstoord; verdere samenwerking is niet meer mogelijk. De verstoorde verhouding tussen H. en M. staat collegiaal bestuursoverleg in de weg en heeft een negatieve weerslag op de gang van zaken in de praktijk. Het conflict heeft geleid tot onrust onder het personeel en tot problemen met ABN AMRO, Zilveren Kruis en Calculus, die in verband met tegenstrijdige berichten betalingen respectievelijk werkzaamheden hebben opgeschort. Alleen dat al rechtvaardigt naar het oordeel van de Ondernemingskamer een onderzoek. Of de verwijten over en weer gegrond zijn, kan in dit stadium in het midden blijven. De Ondernemingskamer zal een onderzoek bevelen over de periode vanaf de oprichting van Huisartsenpraktijk B.V.
De Ondernemingskamer zal een tijdelijke bestuurder benoemen met beslissende stem en zelfstandige vertegenwoordigingsbevoegdheid, zonder wie de vennootschap niet vertegenwoordigd kan worden. De tijdelijke bestuurder kan de verhouding met onder meer de verzekeraars, de bank en de fiscus zo mogelijk normaliseren en in overleg treden met Inspectie. Bovendien kan deze bestuurder een beslissing nemen over de vraag of H. als huisarts al dan niet kan terugkeren in de praktijk en zo ja, op welke termijn en onder welke voorwaarden.
Problemen (met aandeelhouders) in uw praktijk? Neem contact met ons op.