W. is dik in de vijftig wanneer hij na 34 jaar trouwe dienst te horen krijgt dat zijn werkzaamheden per direct naar het Verenigd Koninkrijk worden verplaatst en dat om die reden zijn functie c.q. arbeidsplaats op termijn komt te vervallen. De mededeling overvalt hem als een onweer op een mooie zomerdag, temeer omdat enige toelichting op het besluit ontbreekt.
W. is er letterlijk ziek van. Dat weerhoudt zijn werkgever er niet van een ontslagaanvraag in te dienen bij UWV WERKbedrijf, die overigens wordt geweigerd omdat de werkgever UWV er niet van kan overtuigen dat het aangevoerde argument van werkvermindering noodzakelijkerwijs leidt tot het verval van de functie van W. Er volgt een gesprek tussen W. en zijn werkgever, waarin W. zegt zich onheus bejegend te voelen. ‘Ik ben met één pennenstreek, na een dienstverband van 34 jaar zonder vooraankondiging, bedrijfseconomisch uit de organisatie weggeschreven’ , zegt hij. Hij vindt het onbegrijpelijk dat hem geen werk meer wordt gegund, terwijl volgens hem vaststaat dat dat werk in ruim voldoende mate aanwezig is.
De werkgever verzoekt de rechter vervolgens de arbeidsovereenkomst te ontbinden, primair om bedrijfseconomische redenen en subsidiair vanwege een verstoorde arbeidsverhouding. De werkgever ziet niet in op welke wijze W. nog terug zou kunnen keren binnen de organisatie, zonder dat dit binnen afzienbare tijd zou escaleren en ruzie en/of ziekte tot gevolg zou hebben.
Nadat de mondelinge behandeling is geschorst om W. en zijn werkgever in de gelegenheid te stellen om tot een schikking te komen, verzoeken beide partijen de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van een verstoorde arbeidsverhouding, waarna de rechter zich buigt over de toekenning van een billijke vergoeding.
De rechter neemt in overweging dat W. van de een op de andere dag geen werk meer kreeg en dat de werkgever daarna op geen enkele wijze meer met hem heeft gecommuniceerd, geen begeleiding heeft geboden en zich geenszins om hem heeft bekommerd. De werkgever stuurde louter aan op beëindiging van de overeenkomst. Bovendien heeft de werkgever volgens de rechter in de UWV-procedure een onjuiste voorstelling van zaken gegeven door in het verzoekschrift aan te geven dat W. een andere functie bekleedde dan hij daadwerkelijk deed. Om deze redenen is de kantonrechter van oordeel dat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding om de billijke vergoeding te begroten op een bedrag van € 628.000,- bruto. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat naar haar oordeel de werkgever niet herplaatst zou kunnen worden. De kantonrechter is van oordeel dat het – gelet op het inmiddels bijna vijfendertigjarige dienstverband van werknemer en het feit dat altijd sprake is geweest van goed functioneren (hetgeen door de werkgever niet is weersproken) – logisch lijkt dat W. , tot aan zijn pensioengerechtigde leeftijd (die hij bereikt in september 2027) in dienst zou zijn gebleven, met bijbehorend salaris en pensioenopbouw. Nu de werkgever roet in het eten gegooid heeft, ziet de kantonrechter dan ook aanleiding om voor het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding aansluiting te zoeken bij de inkomens- en pensioenschade die werknemer (schattenderwijs) zal lijden tot aan zijn pensioengerechtigde leeftijd. Deze schade zou hij immers niet hebben geleden wanneer de werkgever jegens hem niet ernstig verwijtbaar zou hebben gehandeld. Op de te lijden inkomensschade wordt de transitievergoeding in mindering gebracht, nu volgens de kantonrechter de transitievergoeding gedeeltelijk tegemoet zou moeten komen aan het verlies van inkomsten. De billijke vergoeding wordt bepaald op € 628.000,-, de hoogste billijke vergoeding die tot nu toe is ooit is toegekend. Naar onze mening is het maar zeer de vraag of deze uitspraak in hoger beroep stand zal houden.
Meer weten over de regels omtrent overplaatsing en ontslag? Neem contact met ons op!
Team Arbeidsrecht
Liselotte Mannaerts