Het vonnis van gerechtshof Leeuwarden, dat banken onverantwoordelijk en onrechtmatig gehandeld zouden hebben bij het verstrekken van beleggingshypotheken, is door de Hoge Raad vernietigd. De rechter zou destijds niet duidelijk genoeg geweest zijn.
Rond de millenniumwisseling waren beleggingshypotheken erg populair. De overwaarde op een huis kon worden omgezet in een krediet, dat vervolgens werd gebruikt om te beleggen. Klanten kregen prima rendementen voorgeschoteld, maar in de praktijk viel dat tegen. Soms was de opbrengst niet genoeg om het extra krediet te bekostigen.
Ook het toenmalige SNS Reaal (nu: de Volksbank) deed mee aan het prijzencircus en verkocht beleggingshypotheken, die werden ondergebracht bij tussenpersoon Wagner & Partners. Dit inmiddels failliete bedrijf adviseerde klanten dan weer om te beleggen in haar eigen producten.
Ontevreden klanten die de overwaarde op hun huis zagen verdampen in niet-renderende beleggingen verenigden zich in 2004 in de Stichting Gedupeerden Overwaarde Producten (GOWP). Doel van de stichting is de belangen te behartigen van particulieren die schade hebben geleden door financiële constructies die waren geadviseerd door Wagner & Partners. De Stichting verweet de bank overkreditering: zij zouden particulieren een onverantwoord hoog krediet hebben verstrekt om de financiële constructie voor hen te faciliteren en op die manier haar zorgplicht hebben verzaakt.
Er werden verschillende zaken aangespannen, maar steeds oordeelde de rechter snoeihard: de banken zouden zich inderdaad niet aan hun zorgplicht gehouden hebben. Zo oordeelde ook het gerechtshof Leeuwarden in de zaak tegen SNS Reaal van december 2015.
De Hoge Raad heeft dit vonnis nu vernietigd. De Raad vindt dat de zorgplicht niet zo ver hoeft te gaan dat de bank een krediet moest weigeren, ook niet als een klant na een waarschuwing toch voor die vorm van krediet koos. Maar, zo stelt de Hoge Raad, er rust wel degelijk een bijzondere zorgplicht op banken om overkreditering te voorkomen. Maar het gerechtshof Leeuwarden heeft zich niet uitgesproken over de vraag of er volgens de toen geldende normen nu wel of niet overkreditering heeft plaatsgevonden. Ook over een waarschuwingsplicht heeft de lagere rechter niet gerept.
De vechtende partijen kunnen nu kiezen: óf een van beide partijen brengt de zaak opnieuw voor de rechter óf de partijen komen tot een schikking. Het gaat hoe dan ook nog wel even duren voor er duidelijkheid is.