Home Actueel Archief Het nieuwe auteurscontractenrecht: het wie, wat en waarom

Het nieuwe auteurscontractenrecht: het wie, wat en waarom

Archief
30-09-15

Op 1 juli jl. is de ‘Wet Auteurscontractenrecht’ in werking getreden. Het nieuwe auteurscontractenrecht voorziet in een aantal aanpassingen van en toevoegingen op de Auteurswet (Aw) en de Wet Naburige Rechten (WNR). In deze nieuwsbrief informeren wij u over het ‘wie, wat en waarom’ van deze nieuwe wet. Waarom zijn deze aanpassingen gedaan, voor wie zijn de nieuwe bepalingen van belang en wat is er nu precies veranderd? 

Waarom

In de muziek- en filmwereld ontstond toenemende behoefte aan de bescherming van de maker van een auteursrechtelijk beschermd werk en de uitvoerend kunstenaar ten aanzien van de exploitatie van het werk. Een maker of uitvoerend kunstenaar is namelijk in grote mate afhankelijk van zijn uitgever of platenmaatschappij om zijn werk te exploiteren en heeft daarbij vaak een zwakkere onderhandelingspositie. De aanpassingen in de Auteurswet, die hieronder zullen worden behandeld, beogen deze positie te versterken.

Wie

Het nieuwe auteurscontractenrecht ziet voornamelijk op de relatie tussen de maker van een auteursrechtelijk beschermd werk of de uitvoerende artiest daarvan ten opzichte van de exploitant van dat werk. De nieuwe bepalingen zien op de contractuele relatie tussen deze partijen; de maker of uitvoerende kunstenaar en de exploitant. Bijvoorbeeld tussen een schrijver en zijn uitgever, een muzikant en zijn platenmaatschappij of de mensen die een scheppende bijdrage hebben geleverd aan een film en de filmproducent.

Daarbij geldt dat de nieuwe bepalingen niet van toepassing zijn op zogenaamde ‘fictieve makers’ (artikelen 7 en 8 Aw). Artikel 7 Aw bepaalt dat degene in wiens dienst het werk is gemaakt (de werkgever) als auteursrechthebbende moet worden aangemerkt (werkgeversauteursrecht). Bij artikel 8 Aw wordt de instelling die een werk als van haar afkomstig openbaar maakt, zonder daarbij een maker te vermelden, als auteursrechthebbende aangemerkt.

Het gaat bij het nieuwe auteurscontractenrecht dus om de natuurlijke maker en diens relatie met de exploitant van zijn werk. Als niet duidelijk is of er sprake is van een natuurlijke maker of een fictieve maker, zoals het geval kan zijn bij werken van ZZP-ers, kan er blijkens de Memorie van Toelichting aanspraak worden gemaakt op de ‘reflexwerking’. Dat geldt voor fictieve makers die niet verschillen van natuurlijke makers. In dat geval krijgt die specifieke fictieve maker – bijvoorbeeld de ZZP-er – dezelfde bescherming die hij als natuurlijke maker zou hebben verkregen.

Wat

In de Auteurswet is een nieuw hoofdstuk opgenomen voor overeenkomsten die zien op de exploitatie van werken. Daarnaast is een aantal algemene aanpassingen gedaan en zijn de nieuwe artikelen ook van toepassing verklaard op de Wet Naburige Rechten. Deze bepalingen zijn van dwingend recht: hiervan kan geen afstand worden gedaan en er kan niet van worden afgeweken. Als het contract afspraken bevat die in strijd zijn met de dwingende bepalingen van het nieuwe auteurscontractenrecht, dan zijn deze afspraken nietig en worden zij geacht nooit te hebben bestaan.

Een samenvatting van de belangrijkste wijzigingen volgt hieronder.

Aktevereiste (aanpassing artikel 2 Aw)

Ten eerste wordt artikel 2 Aw, dat gaat over de overdracht van auteursrechten, aangepast.  Nu geldt dat overdracht van auteursrechten bij akte geschiedt, maar onder het nieuwe auteurscontractenrecht geldt dit ook voor exclusieve licenties. Wanneer een exclusieve licentie wordt verleend, kan dit dus niet langer mondeling worden overeengekomen. Zorg er daarom voor dat afspraken over exclusieve licenties schriftelijk worden vastgelegd.

Billijke vergoeding (nieuw artikel 25c Aw)

Deze nieuwe bepaling stelt dat de maker recht heeft op een ‘billijke vergoeding’. Dat roept natuurlijk automatisch de vraag op: wat is dan billijk? Daarover is nog veel discussie. Voor specifieke branches kan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen op verzoek van een vereniging van makers of exploitanten een billijke vergoeding vaststellen. Voor het overige moeten partijen een billijke vergoeding overeenkomen in de exploitatieovereenkomst. Indien nodig zal dit door de rechter bepaald worden. Daarbij zal de rechter kijken naar de omstandigheden van het geval, waarbij de gebruiken in de branche een grote rol kunnen spelen.

Als de wijze van exploitatie nog niet bekend is bij het sluiten van de overeenkomst, moet er wanneer over wordt gegaan op een nieuwe exploitatievorm een ‘aanvullende billijke vergoeding’ worden betaald. Daarmee lijkt ingespeeld te worden op de technologische vooruitgang en de onvoorzienbaarheid van exploitatiemogelijkheden. Als een exploitatievorm nog niet bestond op het moment dat het contract werd gesloten, kan de exploitant in een later stadium niet zeggen dat de vergoeding die hij aan de maker heeft gegeven óók voor deze nieuwe exploitatievorm was. De gedachte achter deze bepaling is dat de maker moet kunnen (blijven) delen in de opbrengst, maar ook dat de exploitant niet belemmerd wordt in het gebruiken van deze nieuwe exploitatievormen omdat de maker geen toestemming geeft voor deze nieuwe exploitatie. De verplichting om een aanvullende billijke vergoeding te betalen geldt overigens ook voor de derde die exploitatierechten van de oorspronkelijke exploitant heeft overgenomen.

Bestseller bepaling (nieuw artikel 25d Aw)

De zogenaamde ‘bestseller bepaling’ is in het leven geroepen voor de situatie waarin de exploitatie zo’n groot succes is, dat de maker een extra vergoeding dient te krijgen. Onder de oude Auteurswet kon het voorkomen dat de maker vooraf een standaardvergoeding kreeg en zelf niet kon meeprofiteren van de successen van zijn werk. Als de opbrengst van de exploitatie hoog uitvalt en de overeengekomen vergoeding daardoor onevenredig blijkt, dan kan de maker op grond van het nieuwe auteurscontractenrecht een aanvullende vergoeding krijgen.

Non usus (nieuw artikel 25e Aw)

Een andere nieuwe beschermingsmaatregel is vervat in artikel 25e Aw. Als de exploitant niet (langer) in voldoende mate exploiteert, heeft de maker de bevoegdheid de exploitatieovereenkomst te ontbinden en de exploitatie van zijn werk door een ander te laten voortzetten. Dat gaat overigens niet op, als de matige exploitatie aan de maker toe te rekenen is of als de exploitant een zodanig zwaar belang heeft bij instandhouding van de exploitatieovereenkomst, dat ontbinding onredelijk is.

Vernietiging knevelcontracten / onredelijk bezwarende bedingen (nieuw artikel 25f Aw)

‘Knevelcontracten’ (bijvoorbeeld contracten waarin voor onredelijk lange termijnen aanspraak wordt gemaakt op exploitatie van de werken) worden vernietigbaar. Dit houdt in dat de exploitatieovereenkomst na vernietiging wordt geacht nooit te hebben bestaan. Daarvoor is wel vereist dat de maker een beroep doet op vernietiging; als hij niets doet, blijft het contract in stand. Ook bepalingen binnen contracten die onredelijk bezwarend zijn, kunnen worden vernietigd. Daarmee blijft de overeenkomst bestaan maar wordt alleen die bepaling die onredelijk is vernietigd. Deze nieuwe regel is echter alleen van toepassing op overeenkomsten waarbij sprake is van (gedeeltelijke) overdracht van auteursrechten of waarbij de maker een exclusieve licentie aan zijn exploitant verleent.

Dit is een verregaande bepaling die grote gevolgen met zich mee kan brengen. De positie van de maker ten opzichte van de exploitant wordt hiermee aanzienlijk versterkt. Om ongewenste resultaten te voorkomen, kan een conversiebepaling in de overeenkomst worden opgenomen. Dat houdt in dat indien sprake is van een onredelijk bezwarend beding dat wordt vernietigd, de licentie wordt omgezet van een exclusieve naar een niet-exclusieve licentie, waardoor de ‘onredelijk bezwarende’ bepaling toch in stand blijft.

Filmauteursrecht (aanpassing artikel 45d Aw)

Voor auteursrechtkwesties rondom films bestaat al langer een aparte afdeling binnen de Auteurswet (artikel 45a – 45g Aw). Deze afdeling wordt nu op een aantal punten aangevuld. Het vermoeden van overdracht van de auteursrechten aan de filmproducent blijft. Ook was er al een billijke vergoeding voor de makers in het leven geroepen voor iedere vorm van exploitatie van de film. Nieuw is het verbod om afstand van recht op deze billijke vergoeding te doen. Verder krijgen op grond van het nieuwe auteurscontractenrecht de hoofdregisseur, de scenarioschrijver en de hoofdrolspelers een aanvullende billijke vergoeding van de exploitant die de film uitzendt. Deze vergoeding moet via een collectieve beheerorganisatie (zoals Pictoright) worden geïncasseerd, tenzij er sprake is van video-on-demand exploitatie. Wanneer exploitatie van de film niet het hoofddoel is, zoals het geval is bij commercials, hoeft de exploitant die de film uitzendt geen aanvullende vergoeding aan de makers te voldoen.

Conclusie

Met bovenstaande aanpassingen aan de Auteurswet zijn nieuwe waarborgen in het leven geroepen om de positie van de maker van een auteursrechtelijk beschermd werk tegenover de exploitant te versterken. Of dit in de praktijk ook zo zal uitpakken, is natuurlijk nog maar de vraag. Zo wordt al flink gediscussieerd over de vraag wat nu precies een ‘billijke vergoeding’ inhoudt. Twijfelt u op grond van bovenstaande of uw contracten voor de exploitatie van auteursrechten up-to-date zijn, of heeft u andere vragen? Onze auteursrechtspecialisten helpen u graag verder. Neem contact met ons op via span@kadv.nl, houben@kadv.nl, vanleeuwen@kadv.nl of schnepper@kadv.nl of kijk op www.kadv.nl.

 

Deel dit artikel