Als dingen niet goed gaan in een vereniging, wordt vaak naar het bestuur gewezen. ’t Is hun schuld: de hoge contributie, de lage positie in de competitie en de laffe smaak van de tomatensoep in de kantine.
Hoe zit het eigenlijk echt met ‘schuld’, of veel beter gezegd: aansprakelijkheid, van bestuurders?
Een vereniging of stichting is een rechtspersoon met eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Je kunt individuele leden van die vereniging niet aansprakelijk stellen voor het handelen ervan. Elk lid is natuurlijk wel aansprakelijk voor wat hij zelf doet. Datzelfde geldt onverminderd voor bestuursleden. Gaat een vereniging of stichting failliet, dan gaat alleen de rechtspersoon failliet, niet de leden of bestuursleden.
Bestuursleden hebben wel een speciale positie: ze hebben meer taken en meer bevoegdheden dan een gewoon lid en ze moeten daarmee zorgvuldig omgaan. Die taken en bevoegdheden hebben immers te maken met de belangen van de vereniging als geheel. Gaat een vereniging of stichting failliet door onbehoorlijk bestuur, dan kan een bestuurder wél persoonlijk aansprakelijk gesteld worden.
Soms is onbehoorlijk bestuur een gevolg van onervarenheid of onwetendheid, soms van laksheid. Voorbeelden uit de praktijk:
Bestuursaansprakelijkheid is een collectieve verantwoordelijkheid. Een bestuurder kan aansprakelijk gesteld worden voor handelen (of juist nalatigheid) van een collega-bestuurder. Zo verzuimde de voorzitter van een hondenvereniging om een brandverzekering af te sluiten voor het clubhuis. Het clubhuis brandde volledig af, zonder dat de schade werd vergoed door een verzekeraar. De vereniging stelde het bestuur aansprakelijk voor de geleden schade, op basis van collegiale verantwoordelijkheid en de hoofdelijke aansprakelijkheid van het bestuur op grond van artikel 2:9 van het Burgerlijk Wetboek.
Interne en externe aansprakelijkheid
Het gebeurt niet vaak dat een vereniging iemand persoonlijk aansprakelijk stelt. Dat gebeurt eigenlijk alleen maar als iemand aantoonbaar kwade bedoelingen had: een greep in de kas deed, zichzelf verrijkte of privileges toebedeelde uit hoofde van zijn bestuursfunctie. De wet voorkomt ook dat bestuursleden aansprakelijk gesteld kunnen worden voor bijvoorbeeld beleidsbeslissingen die achteraf niet uitpakten zoals verwacht. Een bestuurder kan aan zijn aansprakelijkheid ontkomen door aan te tonen dat hem of haar persoonlijk geen verwijt kan worden gemaakt. Maar hij of zij moet ook zijn medebestuursleden een beetje in de gaten houden: een bestuur fungeert als college, daaruit vloeit een collectieve verantwoordelijkheid voort als het gaat om onbehoorlijke taakvervulling.
Een bestuurder kan ook worden aangesproken door iemand van buiten de vereniging wanneer hij als bestuurder schade veroorzaakt die hem ernstig verweten kan worden. Daarvan was sprake in het geval van een stichting in de zorgsector. Het bestuur, in de veronderstelling dat ze subsidie zouden krijgen, kocht een nieuw verzorgingshuis. De aannemer ging alvast aan de slag, maar toen bleek dat de stichting helemaal niet voor de subsidieregeling in aanmerking kwam en de aannemer niet kon betalen. De aannemer stelde de bestuurders vervolgens aansprakelijk.
Iedere bestuurder begint met de beste intenties aan zijn bestuursperiode. Wie die goede intenties koppelt aan een aantal goede bestuursgewoontes zal niet snel aansprakelijk worden gesteld. Die goede bestuursgewoontes zijn:
Meer weten over bestuurdersaansprakelijkheid?