Al jaren doen een veehouder en zijn huisbankier-met-agrarische-wortels zaken, tot beider tevredenheid. Maar dan verkoopt de bank twee renteswaps aan de boer en dat loopt niet goed af. De boer verwijt de bank schending van de zorgplicht.
In 2008 zette de veehouder vier bestaande leningen om in een aflossingsvrije geldlening met een hoofdsom van ruim 3 miljoen euro. In diezelfde overeenkomst verleende de Rabobank een krediet in rekening-courant aan de veehouder, met een hoofdsom van nog eens ruim 2 miljoen euro. Het RC-krediet zou worden aangewend voor de ontwikkeling van een bedrijfsruimte . De veehouder verwachtte dit geld ergens in 2009 op te nemen.
Kort voor het sluiten van overeenkomst had Rabobank een verdere uitwerking van het financieringsvoorstel gestuurd, waarin onder meer gewezen werd op de risico’s van de lening: ‘Het lenen op 1-maands euribor zonder bescherming of afdekking kan ertoe leiden dat uw rentelasten ongewenst kunnen toenemen. [ …] Daarom adviseren wij u dit renterisico af te dekken door middel van financiële instrumenten, afgesloten bij de Rabobank, waarbij de rente maximeert en/of fixeert.’
Natuurlijk wilde de veehouder de risico’s van zijn geldlening beperken – wie wil dat nou niet? Daarom kwam hij met de bank een renteswap overeen: de veehouder zou maandelijks een vaste rente betalen aan Rabobank, te berekenen over de hoofdsom van de swap, in ruil voor betaling van een variabele rente door de Rabobank. De hoofdsom van de swap zou tijdens de looptijd niet constant blijven, maar na een halfjaar verhoogd worden, omdat de veehouder dan naar alle waarschijnlijkheid meer dan de helft van het RC-krediet zou opnemen voor het bedrijfsproject.
Vanaf oktober 2008 kwamen de marktrentes in een vrije val: het 1-maands euribortarief daalde van meer dan 5% in oktober 2008 tot minder dan 0,5% in augustus 2009. De crisis brak uit en de veehouder zette zijn bedrijfsproject stop. Het RC-krediet nam hij nooit op, ook niet voor andere projecten. De hoofdsom van de renteswap was na de afgesproken verhoging vanaf juli 2009 dus groter dan het geleende bedrag, met als gevolg dat de veehouder rente betaalde over een bedrag dat hij nooit geleend had. De financiële term daarvoor is overhedge. In het geval van de veehouder bedroeg die overhedge ruim 1,2 miljoen euro.
De veehouder was behoorlijk ongelukkig met de hoge rentelasten en na overleg met de Rabobank werd een nieuwe renteswap overeengekomen. Er werd opnieuw gegoocheld met getallen en overeenkomsten, maar het einde van het liedje was dat de veehouder bijna 200.000 euro moest betalen als vergoeding voor de negatieve marktwaarde van de swap en bovendien meer rente moest betalen dan oorspronkelijk was overeengekomen.
In februari 2015 heeft de veehouder de Rabobank aansprakelijk gesteld voor de schade wegens schending van de zorgplicht, drie jaar later diende de zaak voor de rechtbank Midden-Nederland.
De veehouder verwijt de Rabobank dat een renteswap geen passend product was bij zijn nog niet ontwikkelde vastgoedportefeuille omdat hij met een swap niet meer flexibel was, terwijl Rabobank wist dat flexibiliteit juist van groot belang was. Hij verwijt de bank gebrek aan informatie over de risico’s en de kosten, zowel van de eerste als van de tweede renteswap. De Rabobank beriep zich op verjaring van de feiten. Voor wat betreft de eerste swap was dat beroep terecht, in het geval van de tweede overeenkomst was de verjaringstermijn gestuit door een brief van de advocaat van de veehouder. Maar de tweede swap was afgesloten op een moment waarop de belangrijkste aspecten en risico’s voor de veehouder duidelijk waren en de bank hoefde hem dus niet meer op die aspecten en risico’s te wijzen, aldus de rechter. De bank had dan ook niet zijn zorgplicht verzaakt.
De veehouder kon – alweer – de portemonnee trekken. De rechter stelde hem in het ongelijk en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Rabobank werden begroot op ruim 16.000 euro.
Meer weten over de zorgplicht van financiële instellingen? Neem gerust contact op!
Jan Koekkoek