Home Expertise Cassatie

Cassatie

Tegen vonnissen, arresten en beschikkingen die in hoogste feitelijke instantie zijn gewezen, kan cassatieberoep worden ingesteld bij de Hoge Raad. Dit vergt een bijzonder specialisme. Ons cassatieteam adviseert en vertegenwoordigt cliënten in alle stadia van de procedure. Wanneer u overweegt een rechterlijke uitspraak voor te leggen aan de Hoge Raad, dan kunnen wij een quickscan uitvoeren, waarin wij een bondige eerste inschatting maken van de kans op vernietiging in cassatie.

Als we positief adviseren en u besluit tot cassatie, dan zal ons cassatieteam de zaak bij de Hoge Raad behandelen. Dat gebeurt vanzelfsprekend in goed overleg met de advocaat die u in de feitelijke instanties heeft bijgestaan. Daarnaast kunt u ons inschakelen voor assistentie in hoger beroep en voor het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad.

Al meer dan 12,5 jaar ervaring met cassatieprocedures

Een cassatieberoep bij de Hoge Raad wordt ingeleid met een cassatieverzoekschrift of een procesinleiding. Hierin moet het middel van cassatie zijn opgenomen. Aan de hand van dit cassatiemiddel beoordeelt de Hoge Raad of in de bestreden uitspraak het recht is geschonden en ook of de uitspraak begrijpelijk en voldoende is gemotiveerd. Als de Hoge Raad het cassatieberoep honoreert en geen kans ziet de zaak zelf af te doen wordt de zaak verwezen naar een hof.

Na afloop van de (soms korte) cassatietermijn bestaat in beginsel geen mogelijkheid meer om cassatieklachten in te dienen. De zaak moet dus binnen de cassatietermijn goed worden geanalyseerd.

Eisende en verwerende partij zijn in cassatie aangewezen op een advocaat die is ingeschreven op het tableau en die mede aan (de voor de cassatieadvocatuur gestelde) kwaliteitseisen voldoet. Voor een procedure in cassatie hebben partijen, met andere woorden, een cassatiespecialist nodig.

Köster Advocaten heeft dit specialisme in huis. Zij kan haar cliënten daarom in alle stadia van de procedure adviseren en vertegenwoordigen. De cassatiepraktijk van Köster Advocaten beschikt over een ruime expertise op het vlak van het burgerlijk procesrecht en op een groot aantal terreinen van het civiele recht.

In zaken met een groot maatschappelijk belang of een louter ideële inslag (ingezet door bijvoorbeeld een liefdadigheidsinstelling of non profit organisatie) is Köster bereid tot gratis rechtsbijstand in cassatie. Kosteloze rechtsbijstand op het hoogste niveau, bij procedures voor de Hoge Raad, is een vorm van sociaal (of beter: maatschappelijk verantwoord) ondernemen waarvan Köster een groot voorstander is. Is met uw zaak een groot maatschappelijk belang gemoeid of heeft die een zuiver ideële inslag, dan zijn wij gaarne bereid om na te gaan of wij u hierbij behulpzaam kunnen zijn. Indien u uw zaak aan ons wilt voorleggen, kunt u die sturen naar denhoed@kadv.nl. Wij nemen dan zo spoedig mogelijk contact met u op.

Hoe verloopt het geding in cassatie?

De cassatieprocedure kent een overzichtelijk verloop. Zij volgt, kort samengevat, het volgende stramien. Het geding in cassatie wordt ingeleid bij procesinleiding of verzoekschrift.

Dagvaardingsprocedure

Nadat de procesinleiding is ingediend, komt de zaak op de rol van de datum waartegen verweerder is opgeroepen. Er wordt een termijn bepaald voor de schriftelijke toelichting waarin eiser tot cassatie en (de verschenen) verweerder (na van antwoord te hebben gediend) in cassatie hun visie op het cassatieberoep uiteen kunnen zetten.

Vervolgens krijgen eiser en verweerder een termijn van twee weken voor een conclusie van repliek respectievelijk dupliek. De conclusies van re- en dupliek worden dus tegelijkertijd genomen.

Op een nader bepaalde datum concludeert de Advocaat-Generaal tot vernietiging van het arrest of verwerping van het cassatieberoep. Partijen krijgen de gelegenheid om twee weken nadien per zogenaamde Borgersbrief een korte reactie te geven op de conclusie van de A-G. De reacties van partijen komen dus gelijktijdig binnen.

Op een nader bepaalde datum wijst de Hoge Raad arrest.

Indien de Hoge Raad het cassatieberoep honoreert, doch geen kans ziet om de zaak zelf af te doen, zal hij de zaak verwijzen naar het hof. Het geding na cassatie en verwijzing vormt een voortzetting van de procedure vóór cassatieberoep.

Verzoekschriftprocedure

Het ter griffie van de Hoge Raad in te dienen verzoekschrift dient de middelen van cassatie te omvatten.

Het is aan het beleid van de Hoge Raad overgelaten of partijen gelegenheid wordt geboden voor een schriftelijke toelichting. Nu dit geen vanzelfsprekendheid is, zullen de middelen van cassatie in het verzoekschrift veelal zijn voorzien van een toelichting en worden voorafgegaan door een omschrijving van het geschil.

Nu het, zoals vermeld, aan het beleid van de Hoge Raad is overgelaten of partijen gelegenheid krijgen voor een schriftelijke toelichting, is in het verweerschrift in de regel het gehele verweer opgenomen. Wenst de verweerder in cassatie van zijn zijde eveneens tegen de bestreden uitspraak op te komen dan zal hij in zijn verweerschrift de middelen van cassatie moeten formuleren om op die manier incidenteel cassatieberoep in te stellen. Vanwege voormeld procesbeleid van de Hoge Raad zal ook het incidenteel middel veelal in het verweerschrift zijn toegelicht.

Zo de Hoge Raad hiervoor in het gegeven geval ruimte biedt, zullen partijen op een daarvoor bepaalde roldatum hun standpunten in een schriftelijke toelichting nader kunnen uiteenzetten. Op een nader bepaalde datum concludeert de Advocaat-Generaal tot vernietiging van de beschikking of tot verwerping van het cassatieberoep.

Partijen krijgen de gelegenheid om twee weken nadien per Borgersbrief een korte reactie te geven op de conclusie van de A-G. De reacties van partijen komen dus gelijktijdig binnen.

Op een nader bepaalde datum doet de Hoge Raad uitspraak. Indien de Hoge Raad het cassatieberoep honoreert, doch geen kans ziet om de zaak zelf af te doen, zal hij de zaak verwijzen. Het geding na cassatie en verwijzing vormt een voortzetting van de procedure vóór cassatieberoep.

Eisende zijde

Indien hieraan behoefte bestaat, wordt eerst een afspraak gemaakt om de zaak (bij ons op kantoor) door te spreken voordat een cassatieadvies of Quick scan wordt opgesteld.

Afhankelijk van de wens van de cliënt – de advocaat in eerdere, feitelijke instantie(s) – wordt een Quick scan gemaakt, dan wel een uitgebreid(er) advies opgesteld, waarin wordt ingeschat of een redelijke kans bestaat op vernietiging van de gewraakte uitspraak in cassatie. Indien de cliënt na een Quick scan een uitvoeriger analyse en inschatting van de proceskansen wenst, wordt een aanvullend advies opgesteld.

Een Quick scan kan zo nodig op zeer korte termijn worden verschaft.
De advisering vindt plaats in nauw contact met de advocaat in feitelijke instantie(s).

Als wordt besloten de gang naar de Hoge Raad te wagen, dan zal een procesinleiding of cassatieverzoekschrift worden opgesteld. Dit is verreweg het belangrijkste processtuk, omdat in een latere fase van het geding geen cassatieklachten meer kunnen worden aangevoerd en de Hoge Raad beslist op basis van de klachten. Hij mag een uitspraak niet buiten de klachten om vernietigen. Voordat de procesinleiding of het cassatieverzoekschrift wordt ingediend, wordt dit processtuk eerst in concept toegestuurd aan de cliënt.

Wij werken gedurende de gehele procedure nauw samen met de advocaat in feitelijke instantie(s).

Verweer

Ook aan verwerende zijde staan wij u graag ter zijde. Het is echter niet altijd nodig om verweer te voeren. Maakt het cassatieberoep van de eiser in cassatie geen schijn van kans of zal dit zonder twijfel worden gehonoreerd, dan is een verweer zinloos. De verweerder in cassatie kan zich, dan de kosten van een verweer beter besparen.  Dit ligt anders als verweerder eveneens reden heeft om tegen de bestreden uitspraak op te komen. Hij zal, dan wel bij conclusie van antwoord (in de dagvaardingsprocedure) of verweerschrift (in de verzoekschriftprocedure) incidenteel cassatieberoep moeten instellen.

In de overige gevallen – dus wanneer het beroep niet zonder meer opgaat of volkomen tevergeefs is ingesteld  – kan een verweer veel uithalen. Wij raden in die gevallen aan verweer te voeren.

Over het verweer, vervat in de schriftelijke toelichting, dan wel het verweerschrift, en de later in het geding op te stellen processtukken zal nauw overleg worden gepleegd met de advocaat in feitelijke instantie(s).

Wij zijn in beginsel bereid tot een gratis eerste globale inschatting van de noodzaak om in cassatie te verschijnen en verweer te voeren. Wij zullen dus in beginsel geen kosten rekenen voor een eerste beoordeling of het aan te raden is om verweer te voeren.

Second opinion

Na een negatief cassatieadvies ontstaat soms de behoefte een andere cassatieadvocaat nog eens naar de zaak te laten kijken. Veelal moet dit binnen enkele dagen omdat de cassatietermijn dreigt te verstrijken. Ons team is in staat binnen een kort tijdsbestek een second opnion uit te voeren. Wij beoordelen dan – afzonderlijk van het eerder gegeven negatieve advies – of het de moeite waard is om cassatieberoep in te stellen. Wij brengen hierbij, na een analyse van de gewraakte uitspraak, in kaart of aanknopingspunten bestaan voor een cassatieberoep. Luidt het advies positief dan zullen wij desgewenst cassatieberoep instellen.

Adviseren over procedure in appel

Het kan geen kwaad om bij aanvang van het geding (in appel) rekening te houden met een mogelijke cassatieprocedure, bijvoorbeeld omdat (naar verwachting) de wederpartij zich niet bij een verlies zal neerleggen of omdat van de zaak precedentwerking uitgaat.

Steeds vaker wordt ons cassatieteam daarom reeds in een vroeg stadium ingeschakeld om – meer of minder op de achtergrond – in (appel) procedures mee te denken of te werken. Dit kan, mocht het tot cassatie komen, net het verschil maken. De advocaat in feitelijke instanties houdt in dit geval de regie. Hij bepaalt de procestactiek. Wij hebben nadrukkelijk slechts een adviserende rol.

Opinies

Naast een dergelijke bijdrage aan procedures (in hoger beroep) geven wij ook opinies af over de vraag of het zin heeft van een uitspraak in appel te komen.

Cassatie-check

Na een onverkwikkelijke uitspraak ontstaat dikwijls behoefte aan een kort en snel antwoord op de vraag of een cassatieberoep enige kans van slagen zou kunnen hebben. Ons cassatieteam voorziet in die behoefte. Wij kunnen op basis van een korte, eerste inschatting beoordelen of er aanknopingspunten voor een cassatieberoep aanwezig zijn dan wel of een gang naar de Hoge Raad simpelweg geen zin heeft. Wij rekenen voor een dergelijke Cassatie-check een gering, in onderling overleg te bepalen, tarief. Dit is de meest laagdrempelige manier van adviseren.

Onze cassatieadvocaat Johan den Hoed was betrokken bij onder meer de volgende zaken:

Track record

Hieronder staan inhoudsindicaties van uitspraken van de Hoge Raad, waarbij Johan den Hoed betrokken was als cassatieadvocaat:

  • HR 9 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1188, 20/815
    Procesrecht. Aansprakelijkheidsrecht; onrechtmatige daad. Herroeping; achterhouden door wederpartij van stukken van beslissende aard (art. 382 onder c Rv). Kan derde die door curator aansprakelijk wordt gesteld (‘Peeters/Gatzen-vordering’) zich met succes verweren door materiële onjuistheid van aan failliet opgelegde belastingaanslag met formele rechtskracht in te roepen? Geval waarin de fiscus nagenoeg de enige onbetaalde crediteur is. Motiveringsklachten.
  • HR 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1757
    Consumentenkoop; art. 7:24 BW. Productaansprakelijkheid; afdeling 6.3.3 BW. Tekortkoming verkoper t.a.v. afgeleverde zaak, bestaande in veiligheidsgebrek in onderdeel van die zaak. Doet productaansprakelijkheid van producent van het gebrekkige onderdeel af aan aansprakelijkheid verkoper ingevolge art. 7:24 BW?
  • HR 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677, 20/03877, 20/04329
    Prejudiciële vragen (art. 392 Rv). Richtlijn consumentenrechten. Moet de rechter bij een op afstand of buiten verkoopruimte gesloten overeenkomst, ambtshalve onderzoeken of is voldaan aan de informatieplichten van art. 6:230m en 6:230v BW? Ambtshalve aan schending van die informatieplichten te verbinden sancties. Komt gehele of gedeeltelijke vernietiging als sanctie in aanmerking? Eisen die in dit verband worden gesteld aan stelplicht van de eisende partij. Moet art. 6:230u BW ambtshalve worden toegepast?
  • HR 15 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1527, 20/01659
    Verbintenissenrecht; huwelijksvermogensrecht. Regresvordering op grond van subrogatie. Schuldenaarschap bij hoofdelijke aansprakelijkheid op grond van zogeheten Dozy-clausule bij aangaan huwelijkse voorwaarden staande huwelijk. Art. 6:151 BW. Beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Ontstaansmoment van regresvordering uit hoofdelijkheid.
  • HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1276
    Prejudiciële vraag (art. 392 Rv). Vermogensrecht. Financieel recht. Is vordering van een bank uit geldlening overdraagbaar aan een niet-bank? Art. 3:83 lid 1 BW. Inhoud gecedeerde vordering. Art. 6:142 en 6:144 BW. Zorgplichten bank. Zorgplichten niet-bank. Verweermiddelen schuldenaar (art. 6:145 BW). Redelijkheid en billijkheid (art. 6:2 BW).
  • HR 10 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:23, 18/04302
    Onrechtmatige daad. Handelen namens een ontbonden commanditaire vennootschap. Toerekening van kennis. Schijn van volmachtverlening? Art. 24 Rv. Heeft het hof de feitelijke grondslag van het verweer aangevuld?
  • HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026, 18/02868
    Procesrecht, executierecht.
    Kort geding. Vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een veroordeling tot ontruiming van een hotel-restaurant (art. 438 lid 2 Rv). Maatstaf: misbruik van bevoegdheid op de gronden genoemd in HR 22 april 1983, ECLI:NL:HR:1983:AG4575 (Ritzen/Hoekstra) of ruimere belangenafweging? Verhouding tot schorsingsverzoek art. 351 Rv in hoger beroep en incidenten art. 234 en 235 Rv (HR 30 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5012 (Newbay/Staat) en HR 20 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:688).
  • HR 13 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1940, 18/01945
    Procesrecht. Contractenrecht. Vervolg van HR 20 september 2019, ECLI:NL:HR:2019:1408, na verkregen inlichtingen van het hof. Is eindarrest gewezen nadat raadsheer was gedefungeerd? Toepassing HR 13 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:604 en HR 18 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2607 en ECLI:NL:HR:2016:2614 (Meavita). Uitleg overeenkomst. Voorlopig oordeel overeenkomstig taalkundige betekenis van bepaling.
  • HR 20 september 2019 ECLI:NL:HR:2019:1408

    Burgerlijk procesrecht. Raadsheer hof gedefungeerd tussen de in tussenarrest vermelde datum van wijzen (tevens datum pleidooi) en datum uitspraak. Is hof uitgegaan van de juiste betekenis van het begrip ‘wijzen’? Toepassing van HR 18 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2607 en 2614 (Meavita), en HR 13 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:604. Hoge Raad vraagt op de voet van art. 83 RO informatie aan het hof.

  • HR 2 juli 2019 ECLI:NL:2019:1062

    Strafrecht. Civiele vordering in strafzaak. Erfrecht. Gemeenschap. Bevoegdheid tot instellen vordering door één der erven ten behoeve van de gezamenlijke erfgenamen. Vordering tot schadevergoeding.

  • HR 25 januari 2019 ECLI:NL:HR:2019:96, NJ, 2019/58

    Procesrecht. Schadebegroting. Vraag of koopovereenkomst tot stand is gekomen. Hoger beroep tegen oordeel over bewijskracht akte in deelvonnis waartegen ook al in een eerder appel was opgekomen. Heeft het hof de ‘éénkeerschieten’-regel (HR 30 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU3160) miskend? Daarnaast vordering tot vergoeding van schade. Begroting door hof aan de hand van op internet gevonden gegevens. Schending hoor en wederhoor?

  • HR 7 september 2018 ECLI:NL:HR:2018:1435, NJ2018/378

    Verbintenissenrecht. Procesrecht. Overname accountantskantoor; koopprijs en managementvergoeding onjuist vastgesteld als gevolg van malversaties verkoper. Niet-toepasselijkheid klachtplicht (art. 7:23 BW). Vaststelling schadevergoeding indien eiser omvang schade onvoldoende heeft onderbouwd; schatting (art. 6:97 BW) of verwijzing naar schadestaatprocedure (art. 612 Rv).

  • HR 4 mei 2018 ECLI:NL:HR:2018:688

    Personen- en familierecht. Partneralimentatie. Gebrek aan draagkracht voldoende onderbouwd? Waardering van inkomensverklaringen van Belastingdienst Caribisch Nederland.

  • HR 24 november 2017 ECLI:NL:HR:2017:3016, AR 2017/6225, NJ 2018/153

    Procesrecht/aansprakelijkheidsrecht. Getuigenverhoor; vervanging van raadsheer-commissaris die deel blijft uitmaken van combinatie die eindarrest wijst. Aanwijzingen voor ontbreken van onpartijdigheid? Aansprakelijkheid voor gebrekkige opstal die gebruikt wordt in uitoefening van bedrijf. Art. 6:181 lid 1 BW, art. 6:174 lid 1 BW. Eigenschap van de opstal die door het gebruik van de opstal gevaar oplevert. Verband tussen ontstaan van de schade en uitoefening bedrijf. Precisering van HR 26 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9757, NJ 2010/636 ([B]/Edco).

  • HR 13 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2614, NJ 2018/43

    Personen- en familierecht. Namenrecht Aruba. Erkenning minderjarige; wijziging geslachtsnaam op grond van art. 1:5 lid 1 BWA. Ongelijke behandeling; verwijzing naar HR 23 september 1988, ECLI:NL:HR:1988:AD0437, NJ 1989/740. Kan rechter voorzien in rechtstekort? Aansluiting bij nog niet ingevoerde art. 1:5g BWA en 1:5b BWA.

  • HR 6 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2563, NJ 2017/409

    Verbintenissenrecht. Publiekrecht. Onrechtmatige daad.
    Onrechtmatige daad gemeente door ‘wegbestemmen’ woning in een bestemmingsplan?; ook sprake van wegbestemmen bij bestaand legaal gebruik? Het niet positief bestemmen van een bestaand legaal gebruik moet aangemerkt worden als ‘wegbestemmen’. Van ‘wegbestemmen’ is niet slechts sprake indien het vigerende bestemmingsplan uitdrukkelijk in een bepaald gebruik voorziet en dat gebruik in planologische zin mogelijk maakt en de bestemmingsplanherziening tot intrekking daarvan leidt.

  • HR 8 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2277

    Civiel recht. Goederenrecht. Erfdienstbaarheid van licht. Akte onduidelijk? Uitleg akte. Betekenis art. 727 BW (oud) BW.

  • HR 9 juni 2017 ECLI:NL:HR:2017:1053, JOR 2017/330 m.nt. J. van Bekkum

    Onrechtmatige daad/schadevergoeding. Leeghalen van vennootschap door verkoop van activa zonder betaling, waardoor verhaal voor schuldeiser onmogelijk is geworden. Causaal verband, vraag welke verhaalsmogelijkheden er zonder de transactie zouden zijn geweest.

  • HR 21 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:743, RvdW 2017/527

    Contractenrecht. Tekortkoming in nakoming aannemingsovereenkomst. Toepasselijkheid Stabu-voorwaarden; afwijkende afspraken? Art. 6:87 lid 2 BW: is vervangende schadevergoeding gerechtvaardigd, gelet op geringe betekenis van de tekortkoming?

  • HR 17 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:270

    Personen- en familierecht. Partneralimentatie met terugwerkende kracht verlaagd. Terugbetalingsverplichting? HR 4 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:365. Reiskostenvergoeding die is begrepen in salaris van de man, in aanmerking te nemen bij berekening draagkrachtloos inkomen (of bij vaststelling besteedbaar inkomen)?

  • HR 10 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1136NJ 2016/299 (Renders/Kocken)

    Contractenrecht. Verevening Pensioenrechten/Familierecht. Wederzijdse dwaling (art. 6:228 lid 1, onder c, BW). Kenbaarheidsvereiste. Stelplicht en bewijslast.

  • HR 1 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:543, JOR 2016/213 m.nt. Bergervoet, NJ2016/190

    Verbintenissenrecht. Borgtocht; dwaling. Bijzondere zorgplicht van banken jegens particuliere borg (HR 1 juni 1990, ECLI:NL:HR:1990:AB7632, NJ 1991/759). Komt dwaling omtrent beëindiging faillissement hoofdschuldenaar voor rekening van de borg? Art. 6:228 BW. Uitsluitend toekomstige gebeurtenis?

  • HR 4 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:365

    Personen- en familierecht. Wijziging alimentatie met terugwerkende kracht; behoedzaamheid vereist. Vaste rechtspraak Hoge Raad.

  • HR 13 november 2015, NJ 2015, 467

    Verbintenissenrecht. Uitleg overeenkomsten. De Haviltexmaatstaf is ook van toepassing indien partijen op de tekst van de overeenkomst haaks op elkaar staande bedoelingen en verwachtingen baseren en geen van beider interpretaties aanstonds volstrekt onaannemelijk is. Het hof had dan ook mede in het licht van de door partijen aangevoerde omstandigheden moeten vaststellen welke betekenis aan de desbetreffende passage in de overeenkomst toekomt.
    Procesrecht. Het stond de man in beginsel vrij om in hoger beroep een ander standpunt in te nemen dan in eerste aanleg, zonder dat hij ertoe was gehouden hiervoor een rechtvaardiging te geven.

  • HR 17 april 2015,  RvdW 2015, 555

    Internationaal privaatrecht. Rechtsmacht Nederlandse rechter. Ambtshalve onderzoek naar rechtsmacht. Verzoek om verlof tot tenuitvoerlegging buitenlands arbitraal vonnis (art. 1076 Rv). Verbonden met de rechtssfeer van Nederland (art. 3 onder c Rv). Verjaring of verval van bevoegdheid tot tenuitvoerlegging krachtens recht van het land waar arbitraal vonnis is gewezen: weigeringsgrond voor erkenning of tenuitvoerlegging? Art. 1076 lid 1 onder A en B Rv. Verdeling bewijslast. Bewijsaanbod, beroep op schriftelijk bewijs.

  • HR 11 juli 2014, JOR 2015/64

    Vennootschapsrecht. Verkrijging eigen aandelen. Behoeft een verplichting tot inkoop van eigen aandelen een statutaire grondslag? art. 2:98 BW.

  • HR 22 november 2013, NJ 2014, 69, m.nt PvS

    Faillissementsrecht. Opzegging bedrijfsruimtehuur door curator na faillissement huurder, art. 39 Fw. Regelmatige wijze van beëindiging. Jegens boedel geen recht op vergoeding gemiste huur, ook niet op grond van contractueel beding in kader van sale-and-leasebacktransactie tussen huurder en verhuurder.

  • HR 4 oktober 2013, NJ 2013, 479

    IE-recht / Aansprakelijkheidsrecht. Publicatie portret zonder toestemming geportretteerde. Recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer versus recht op vrijheid van meningsuiting en persvrijheid; art. 8 en 10 EVRM. Afweging van fundamentele rechten. Maatstaf. Immateriële schadevergoeding. Met de onderhavige onrechtmatige perspublicatie is aantasting in de persoon gegeven; art. 6:106 lid 1 onder b BW.

  • HR 3 mei 2013, NJ 2013, 572

    Aanbestedingsrecht. Private aanbesteding. Inrichting aanbestedingsprocedure; contractsvrijheid. Partijen in beginsel vrij om toepasselijkheid gelijkheidsbeginsel en transparantiebeginsel uit te sluiten. Mogelijkheid van beroep op onaanvaardbaarheid uitsluiting; bijzondere omstandigheden.

  • HR 21 december 2012, JA 2013, 41, JOR 2013, 93, NJ 2013,237

    Aansprakelijkheidsrecht. Fiscale advisering. Schadevergoeding wegens beroepsfout. Kansschade of proportionele aansprakelijkheid? Noodzaak condicio-sine-qua-non-verband tussen aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis (normschending) en verlies kans op succes.

Hieronder treft u enige artikelen van Johan den Hoed:

 

Team Cassatie

Bekijk alle advocaten
Bekijk alle berichten