De agent heeft een wettelijk recht op een goodwillvergoeding bij het einde van de agentuur, mits sprake is van duurzaam voordeel voor de principaal. Maar hoe wordt deze goodwillvergoeding berekend en wie moet wat aantonen?
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 19 mei 2017 in aanvulling op eerdere jurisprudentie verduidelijkt hoe de goodwillvergoeding wordt berekend en wie wat moet stellen.
In een procedure tussen Corendon en Prijsvrij stond de goodwillvergoeding centraal. Prijsvrij trad sinds 2012 op als agent voor Corendon. In juli 2013 heeft Corendon de samenwerking beëindigd omdat het huidige aantal wederverkopers niet meer paste binnen de bedrijfsstrategie van Corendon.
Prijsvrij maakt aanspraak op een goodwillvergoeding en vordert de gemiddelde provisie over twaalf maanden. De kantonrechter wijst de vordering toe. Het hof vernietigt het vonnis en wijst de vordering alsnog af. Kort gezegd is de reden voor de afwijzing dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt door Prijsvrij dat de onderneming van Corendon door de activiteiten van Prijsvrij (blijvend) voordeel geniet.
In haar beoordeling nam het hof mee dat:
Wel of geen recht op een goodwillvergoeding?
In de kern draait het recht op een goodwillvergoeding om de vraag of de principaal nog duurzaam voordeel geniet. De Hoge Raad stelt voorop dat aan de kwantificering van het voordeel de veronderstelling ten grondslag ligt dat aannemelijk is dat de agent klanten bij de principaal heeft aangebracht of overeenkomsten met bestaande klanten aanmerkelijk heeft uitgebreid en waarbij – belangrijker nog – deze klanten de principaal na het einde van de agentuurovereenkomst nog aanzienlijke voordelen opleveren.
En hier zit de crux: De agent moet ook aannemelijk maken dat de principaal nog aanzienlijk voordeel geniet, welk voordeel ook toe te rekenen is aan de agent. Indien deze hobbel niet wordt genomen, komt men aan de vaststelling van de omvang van de goodwillvergoeding niet eens toe.
Hoogte goodwillvergoeding
Indien het recht op enige vergoeding vaststaat, wordt de hoogte van de goodwillvergoeding vastgesteld in drie fasen. Kort weergegeven gaat het om de volgende fasen:
Terug naar fase 1. Het voordeel wordt vastgesteld op de in de laatste twaalf maanden door de handelsagent verdiende bruto provisie betreffende nieuw een geïntensiveerde bestaande klanten. Dit bedrag wordt gecorrigeerd met (i) de duur van het verwachte voordeel, het verloop van het klantenbestand en (iii) de versnelde ontvangst.
Kortom: het is dus aan de agent om aannemelijk te maken dat de principaal nog voordelen heeft van zijn inspanningen. Het recht op een goodwillvergoeding is geen vanzelfsprekendheid!
Meer weten?