Alle bezuinigingen ten spijt, gaat er steeds meer geld om in de sport. De omvang van de begrotingen van sportverenigingen neemt toe. Spelers, coaches en begeleiders willen een steeds hogere vergoeding. Voetbalclubs komen in handen van oliemiljardairs.
In het Amerikaanse Major League Baseball winnen de teams die hogere salarissen betalen. En ook bij hockey wordt niet meer met spelers, maar met zaakwaarnemers onderhandeld.
Dat betekent dat sportverenigingen steeds professioneler worden, moeten worden. Overdag een baan en dan nog even tussendoor, als er tijd is, wat werk doen voor het bestuur van de vereniging is uit den boze; vrijwilligheid is geen vrijblijvendheid meer. De tijd dat sportverenigingen kunnen steunen op de inzet van alleen vrijwilligers is voorbij. De inzet van professionals is vereist.
Naast de noodzaak tot professionalisme is er nog een dilemma. Sportbestuurders moeten zakelijk handelen, maar binnen de vereniging hebben zij te maken met emotie. Sport is emotie. Historie en emotie. Nergens anders worden resultaten uit het verleden zo geroemd. En nergens anders worden soms zulke irrationele beslissingen genomen, puur gebaseerd op passie en emotie.
Professionele structuur
Bestuurders van verenigingen hebben te maken met steeds ingewikkelder structuren. Was het vroeger voldoende om een simpele vereniging op te richten met eenvoudige statuten; nu, met name bij verenigingen waarbij topsport wordt bedreven, is vaak sprake van een vereniging met leden voor de recreatiesport, daarnaast een aparte stichting waarin de topsporters van de vereniging zijn ‘ondergebracht’ en een aparte stichting die het sportterrein van de gemeente huurt, of zelf eigenaar is van het sportterrein en dat weer doorverhuurt aan de vereniging en de stichting topsport. Dat zijn drie aparte rechtspersonen met drie aparte besturen die allemaal met elkaar (moeten) samenwerken maar juridisch geheel ‘los’ van elkaar opereren.
Soms is geen sprake van een stichting die het terrein beheert, maar een besloten vennootschap waarvan de aandelen worden gehouden door de vereniging. In dat geval opereert de B.V. niet helemaal onafhankelijk; het bestuur van de B.V. wordt immers benoemd door de (leden van de) vereniging.
De structuur bij een beursgenoteerde sportclub als Ajax is niet heel anders: bij Ajax is er een vereniging met leden, die vertegenwoordigd wordt door een ledenraad; de vereniging houdt 73% van de aandelen in AFC Ajax N.V., de andere 27% zijn op de beurs genoteerd. De N.V. heeft (uiteraard) een bestuur en een raad van commissarissen (RvC). De spelers van Ajax zijn in dienst van de N.V. De structuur rondom de Amsterdam Arena is wat gecompliceerder, maar het komt er op neer dat Stadion Amsterdam N.V. eigenaar is van het stadion. Het stadion wordt verhuurd aan Stadion Amsterdam C.V., die de exploitatie verzorgt (en verhuurt aan AFC Ajax N.V.).
Passie en emotie
Bij Ajax ging het mis. Cruijff vond dat meer oud-voetballers, sporters dus, bij de organisatie betrokken moesten worden. Oud-voetballers kwamen in de ledenraad en een nieuwe RvC (met Cruijff) werd benoemd. Diezelfde RvC (zonder dat Cruijff aanwezig was) benoemde Van Gaal tot directeur maar op initiatief van Cruijff draaide de rechter dit besluit terug.
Waarom ging het mis? Bij Ajax kwam in de publiciteit wat bij andere sportverenigingen ook vaak speelt en wat ook meteen het verschil is met (commerciële) ondernemingen: een machtsstrijd waarbij de emotie (eigenlijk: de passie voor de sport) won van de zakelijkheid. Het bleek te moeilijk om Ajax als een puur commerciële onderneming te leiden, terwijl dat overigens bij een beursgenoteerde onderneming wel vereist is; Ajax moet niet alleen winnen, maar ook winst maken.
Historie, emotie en passie samen met professionele zakelijkheid
Maar dat willen of moeten winnen gaat niet altijd hand in hand met de langetermijnvisie die de besturen van sportclubs moeten hebben. Zij moeten commercieel en zakelijk denken. Dat gaat soms in tegen de emotie van de sporters, oftewel de emotie van de leden en daarmee de vereniging. De bestuurders van sportverenigingen worden nog wel eens teruggefloten door de leden, maar de bestuurders van de stichtingen die de topteams onder hun hoede hebben en de bestuurders van de stichtingen die het sportcomplex exploiteren hebben hun eigen verantwoordelijkheid en kunnen (en moeten) daarom onafhankelijk opereren van de bestuurders van de sportverenigingen. De vereniging en de leden willen soms een topspeler hebben, maar de stichting topsport moet om financiële redenen soms ‘nee’ zeggen.
Dat moet uiteraard geen machtsstrijd worden; om die reden zitten bestuursleden van de vereniging soms ook in het bestuur van de stichting topsport, een eventueel tegenstrijdig belang ten spijt. Een alternatief is om een overkoepelende raad van advies in te stellen.