Home Actueel Archief De bijzondere zorgplicht van banken nader geconcretiseerd

De bijzondere zorgplicht van banken nader geconcretiseerd

Archief
06-06-14

Het is vaste jurisprudentie dat op een bank een bijzondere zorgplicht rust jegens haar klanten. Ook jegens derden met wiens belangen de bank – gelet op haar maatschappelijke functie en op grond van ongeschreven recht – rekening behoort te houden, geldt deze zorgplicht. Het kan dan gaan om andere rekeninghouders van de bank, maar ook om derden die geen enkele (contractuele) relatie met de bank hebben. Beleggers in een piramidespel zijn hiervan een voorbeeld.

 

Op 18 maart 2014 heeft het Gerechtshof Den Haag een interessante uitspraak gewezen waarin de bijzondere zorgplicht van banken nader is geconcretiseerd. Meer in het bijzonder gaat het Hof in op de vraag i) welke slachtoffers van beleggingsfraude een beroep op de bijzondere zorgplicht van een bank kunnen doen, ii) wanneer er sprake is van een schending en iii) in hoeverre verwijtbaarheid van de gedupeerde belegger in deze beoordeling een rol speelt.

 

Waar ging het in deze zaak om?

 

De bank werd verweten onvoldoende acht te hebben geslagen op het handelen van een van haar rekeninghouders. Volgens eiseres (een belangenvereniging) was de bank ermee bekend (of had dat moeten zijn) dat door deze rekeninghouder betalingen werden verricht die in strijd waren met de wet. Meer in het bijzonder beschikte deze rekeninghouder niet over de voor het ontplooien van beleggingsactiviteiten vereiste vergunning. Door niet in te grijpen zou de bank beleggingsfraude hebben gefaciliteerd, aldus eiseres.

 

De rechtbank oordeelde dat slechts beleggers die rechtstreeks op de bankrekening van de fraudeur hadden gestort onder de reikwijdte van de bijzondere zorgplicht vielen. Het Hof oordeelt anders. Ook beleggers die contant of via een andere rekening van de fraudeur (bij een andere bank) betaald hebben (gekregen), kunnen onder deze reikwijdte vallen indien specifieke omstandigheden daartoe aanleiding geven. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als de bank weet (of behoort te weten) dat de rekeninghouder zich (ook buiten haar rekeningen om) schuldig maakt aan beleggingsfraude.

 

Ook over de normschending neemt het Hof een ander standpunt in dan de rechtbank. Het Hof oordeelt dat objectieve wetenschap van de fraude niet vereist is. De bijzondere zorgplicht brengt volgens het Hof mee dat de bank onderzoek had moeten doen (en zo nodig: maatregelen had moeten nemen)  indien zij zich had behoren te realiseren dat er in strijd met de wet werd gehandeld. Voor het schenden van de bijzondere zorgplicht is dan voldoende dat de bank kennis van de fraude behoort te hebben en toch geen maatregelen neemt.

 

Speelt onvoorzichtig of verwijtbaar gedrag van de beleggers nog een rol? Hebben zij niet tegen beter weten in gehandeld? Nee, aldus het Hof, althans niet bij de beoordeling of de geschonden norm strekt tot bescherming van de benadeelde beleggers. (Dit kan anders zijn in geval van opzet of bewuste roekeloosheid.) De gedragingen van de beleggers kunnen wel een rol spelen bij de hoogte van de schadevergoeding.

 

Het Hof heeft vooralsnog aangenomen dat de bank wist of zich had behoren te realiseren dat haar rekeninghouder fraudeerde. De bank is toegelaten tot het leveren van tegenbewijs om dit voorlopige oordeel te ontzenuwen. Slaagt zij hierin, dan zal zij de dans (vermoedelijk) ontspringen. Zo niet, dan komt haar aansprakelijkheid vast te staan.

 

Hof Den Haag 18 maart 2014

Vindplaats: ECLI:NL:GHDHA:2014:996

Deel dit artikel