Home Actueel Archief De “bevoegdheden” van de franchisenemersvertegenwoordiging in vergelijk met die van de ondernemingsraad

De “bevoegdheden” van de franchisenemersvertegenwoordiging in vergelijk met die van de ondernemingsraad

Archief
15-02-17

De verhouding tussen enerzijds de franchisenemers-vertegenwoordiging en anderzijds de franchiseorganisatie / franchisegever staat nogal eens op gespannen voet met elkaar.

In de praktijk blijkt het nogal eens moeilijk voor een franchisenemersvertegenwoordiging om een goede balans te vinden tussen enerzijds het op evenwichtige wijze behartigen van de belangen van alle franchisenemers en anderzijds open te staan voor de beweegredenen /argumenten van de franchisegever zonder daarbij de eigen positie te vergeten of juist te fungeren als verlengstuk van de franchisegever.

De vergelijking dringt zich hierop met de ondernemingsraad, het medezeggenschapsorgaan dat iedere onderneming met meer dan 50 werknemers verplicht is in te stellen. Dat ook ondernemingsraden dikwijls worstelen met het vinden van een juist evenwicht blijkt wel uit de recente berichtgeving rondom de centrale ondernemingsraad van Politie Nederland. De voorzitter van de centrale ondernemingsraad had, naar nu blijkt, te innige banden met de korpschef waardoor deze laatste redelijk geruisloos de grootste reorganisatie in jaren binnen de politie kon realiseren.

Deze vergelijking is met name aan de orde nu de Nederlandse Franchise Code (NFC) in de artikelen 2.6 sub b en c spreekt over het adviesrecht en het instemmingsrecht van de franchisenemersvertegenwoordiging in den brede. De NFC spreekt over en franchisenemersvertegenwoordiging bijvoorbeeld een franchisenemersvereniging (of ander overlegorgaan) die onafhankelijk opereert van de franchisegever en waarbij alle franchisenemers zijn aangesloten.”

Ongetwijfeld is hierbij gekeken naar de Wet op de Ondernemingsraden, waar in respectievelijk artikel 25 en 27 dit advies- en instemmingsrecht is geregeld  voor de ondernemingsraad. Kort samengevat, er bestaat een adviesrecht voor een limitatief aantal zaken die leiden tot een wijziging in de organisatie en daarnaast een instemmingsrecht voor eveneens een limitatief aantal zaken die de (niet primaire) arbeidsvoorwaarden van de werknemers raken. 

Het advies- en instemmingsrecht van de ondernemingsraad is buitengewoon complexe materie; het is alles behalve eenduidig waar deze rechten beginnen en eindigen. Daar waar ten aanzien van het adviesrecht heeft te gelden dat de onderwerpen waarover advies dient te worden ingewonnen ruim dient te worden uitgelegd geldt voor het instemmingsrecht een restrictieve uitleg. 

Opvallend is dat in de NFC (artikel 2.6 sub c) is bepaald dat juist “onderwerpen die een materieel effect hebben op de bedrijfsvoering” in beginsel instemming van de franchisenemersvertegenwoordiging nodig zal zijn en  “indien franchisegever hierover niet met de franchisenemers-vertegenwoordiging tot overeenstemming komt, zal franchisegever de wijzigingen niet eenzijdig doorvoeren.”

Anders gesteld, als de NFC wordt gevolgd dan gaan de bevoegdheden van een franchisenemersvertegenwoordiging – aanmerkelijk – verder dan de bevoegdheden van de ondernemingsraad en raken deze direct de bedrijfsvoering van de franchiseorganisatie. Uit de toelichting op artikel 2.6 sub c volgt dat onder “materieel effect” wordt verstaan die “onderwerpen die substantieel van aard zijn en die structureel van invloed kunnen zijn op de bedrijfsvoering van franchisenemer(s).”

De jurisprudentie over de bevoegdheden van de ondernemingsraad indachtig zal dit voer voor discussie opleveren. Immers, wanneer is er sprake van onderwerpen die substantieel van aard zijn en wanneer hebben deze een structurele invloed op de bedrijfsvoering? Ik kan mij zomaar voorstellen dat een franchisegever hier heel anders over denkt (of wil denken) dan een franchisenemersvertegenwoordiging. 

Vraag is ook, of dit een wenselijke ontwikkeling is en of het überhaupt werkbaar is. Een franchisegever zal de ruimte moeten hebben en houden om de franchiseorganisatie verder te ontwikkelen, hetgeen franchisenemers ook van een franchisegever mogen verwachten. Hoe dit in de praktijk zal uitwerken zal in de toekomst moeten blijken. Het is, zoals bekend, op dit moment überhaupt de vraag wat de status is van de NFC en of deze al dan niet “wettelijk verankerd” zal gaan worden.

Hoe dan ook, zullen franchisegever en de franchisenemersvertegenwoordiging met elkaar in gesprek moeten (daar verandert de NFC niets aan). De franchisegever zal daarbij, zoveel als mogelijk, transparantie moeten betrachten en de franchisenemers-vertegenwoordiging zal zich redelijk moeten opstellen.

In de praktijk maak ik nog wel eens mee dat een franchisenemersvertegenwoordiging weliswaar zegt de spreekbuis te zijn voor de individuele belangen van de franchisenemers maar de individuele franchisenemer dit niet altijd zo ervaart. Dit raakt direct aan de vraag of en in hoeverre een franchisenemersvertegenwoordiging de individuele franchisenemer kan binden. Immers, er bestaat (slechts) een contractuele relatie tussen de franchisegever en de individuele franchisenemer.

Kort en goed, de toekomst zal moeten uitwijzen of de positie van de franchisenemersvertegenwoordiging daadwerkelijk een andere zal gaan worden dan thans het geval is én wat dit voor gevolgen heeft voor de verhouding tussen de franchisegever en de franchisenemersvertegenwoordiging. Het is aan te raden om in een reglement op te nemen wat de bevoegdheden zijn van de franchisenemersvertegenwoordiging en hoe het overleg tussen partijen wordt vormgegeven.

 

Deel dit artikel