Als bestuurder komt men wel eens in de verleiding om (namens de vennootschap) toezeggingen te doen en daarbij als het ware een voorschot te nemen op de toekomst. Zo deed ook de bestuurder van de onderneming in het onderhavige geval.
Source B.V. leende een geldbedrag aan vennootschap X. In het kader van de terugbetaling werd een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin door de bestuurder de verwachting werd uitgesproken dat de vennootschap in april 2016 aan haar verplichtingen zou voldoen. Ondertussen verkocht de onderneming aandelen, maar betaalde de bestuurder met die opbrengst niet de vordering van Source B.V. Source B.V. vorderde niet alleen betaling van het geleende bedrag van de onderneming maar ook persoonlijk van de bestuurder nu deze de opbrengst van de verkopen niet had aangewend ter voldoening van haar vordering en omdat hij een garantie zou hebben gegeven dat de vordering voldaan zou worden.
Het Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat aan een bestuurder van een rechtspersoon de vrijheid toekomt om bij het doen van betalingen aan schuldeisers (en het doen van toezeggingen tot betaling) naar eigen inzicht afwegingen te maken. Een en ander binnen de kaders van goed ondernemerschap. “Het enkele feit dat de vennootschap met de opbrengst van de aandelen verplichtingen jegens derden en niet jegens Source B.V. heeft voldaan is onvoldoende om tot aansprakelijkheid van de bestuurder te concluderen. Hetzelfde geldt voor de in de Verklaring uitgesproken verwachting dat de vennootschap zou gaan betalen in april 2016.
Kortom, met deze uitspraak blijkt maar weer dat de vrijheid van bestuurders bij het besturen van een vennootschap ruim is totdat zij kort gezegd anders handelen dan een redelijk bestuurder in een vergelijkbaar geval zou behoren te handelen en hen een persoonlijk en ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Heeft u vragen omtrent de mogelijke aansprakelijkheid als bestuurder, neem dan contact op met Sebastiaan van der Leer of Johan den Hoed