Iedere bestuurder van een rechtspersoon is gehouden zijn taken behoorlijk te vervullen, doet hij dat niet en kan hem een ernstig verwijt worden gemaakt, dan is hij intern aansprakelijk voor mogelijke schade, zo schrijft artikel 2:9 BW voor. Deze regel is van dwingend recht, hetgeen betekent dat daarvan niet kan worden afgeweken, ook niet bij vrijwilligersreglement, zo oordeelde onlangs het Gerechtshof van Amsterdam.
Wat was het geval?
Het bestuur van de afdeling Gooistreek van het Nederlandse Rode Kruis (“NRK”) bestond tussen maart 2006 en december 2008 uit drie bestuurders, een voorzitter, een secretaris en een penningmeester. Zij waren allen vrijwilligers. Toen deze afdeling opging in de landelijke organisatie van het NRK, kwam aan het licht dat er in de voornoemde bestuursperiode structureel gelden aan de vereniging waren onttrokken. Totaal een bedrag van zo’n € 160.000,-.
Wat bleek, de secretaris (en niet de penningmeester, zoals misschien verwacht) had een beschikking over een extra bankpas en ontving de bankafschriften die zij niet aan de penningmeester liet zien (ook niet nadat daarom was verzocht). De penningmeester (van beroep accountant) vroeg hier niet op door en informeerde slechts zijn medebestuursleden zonder op onderzoek uit te gaan.
Rechtspraak
Het NRK stelde zowel de secretaris als de penningmeester aansprakelijk en vorderde in rechte de terugbetaling van de onttrokken gelden. De rechtbank oordeelde dat alleen de secretaris een verwijt viel te maken. Het Gerechtshof oordeelde vervolgens dat ook de penningmeester een ernstig verwijt kon worden gemaakt omdat:
“Van een penningmeester van een vrijwilligersorganisatie waarvan de aard van de activiteiten meebrengt dat gelden worden aangetrokken, beheerd en aangewend voor een maatschappelijk doel, mag worden verwacht dat hij toezicht houdt op de financiële geldstromen, … .” Door dat niet te doen was de penningmeester in gebreke gebleven in zijn taakvervulling waardoor hij zijn taak als bestuurder van de vereniging onbehoorlijk had vervuld.
De penningmeester deed vervolgens een beroep op een aansprakelijkheidsuitsluiting zoals deze was opgenomen in het vrijwilligersreglement van het NRK. Op grond van dit reglement kon een vrijwilliger niet aansprakelijk worden gehouden voor schade die hij in de uitoefening van zijn taken aan de vereniging toebracht, tenzij deze schade het gevolg was van opzet of grove schuld. Het Gerechtshof oordeelde dat dit beroep de penningmeester niet kon helpen aangezien een degelijke regeling in strijd is met het dwingende recht van artikel 2:9 BW.
Het Gerechtshof kwam daarom tot de slotsom dat de penningmeester aansprakelijk is tegenover de vereniging voor de geleden schade. Gevolg: ook de penningmeester dient de € 160.000,- aan de vereniging terug te betalen. Daardoor kan het NRK kiezen bij wie zij het geldbedrag uiteindelijk int.
Conclusie
Ondanks het feit dat alle bestuurders in hun bestuur hun eigen taken kennen, hebben zij (intern, lees naar de vereniging toe) een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het bestuur. In die verantwoordelijkheid ligt besloten dat zij elkaar in alle transparantie controleren en scherp houden. Alleen wanneer de bestuurder in dat proces geen ernstig verwijt valt te maken, dan gaat hij bij een eventuele misstap van zijn medebestuurder(s) vrijuit. Zo niet dan loopt hij gevaar om mede veroordeeld te worden. Want ook het besturen van een vereniging is niet geheel vrijblijvend.