Op 31 mei 2011 heeft de Eerste Kamer een wetsvoorstel aangenomen tot wijziging van de regels over het bestuur en toezicht in N.V.’s en B.V.’s. De nieuwe wet treedt waarschijnlijk op 1 januari 2012 in werking.
Op dit moment is toezicht op het bestuur van een B.V. of een N.V. een taak van de raad van commissarissen – als die is aangewezen. Dit heet het dualistische model. Hierbij is er een bestuur dat uitvoert en een raad van commissarissen die adviseert aan en toezicht houdt op het bestuur. Er zijn dus twee organen ofwel een “two-tier board”.
De nieuwe regeling geeft een wettelijke basis om de organisatie van een N.V. en B.V. zo in te richten dat het bestuur bestaat uit zowel uitvoerende als niet-uitvoerende bestuurders. Hierbij houden de niet-uitvoerende bestuurders toezicht. De uitvoerende en niet- uitvoeren-de bestuurders vormen tezamen het bestuur, het zogenaamde “one-tier board”.
De taken van het bestuur kunnen vervolgens over de verschillende soorten bestuurders worden verdeeld. De toezichthoudende taak, het voorzitterschap en het vaststellen van de beloning van de bestuurders moeten daarbij in elk geval aan de niet-uitvoerende bestuurders worden toegekend. Dit zijn taken die in het huidige systeem door de commissarissen worden uitgevoerd.
Als de nieuwe wet is ingevoerd, kan worden gekozen voor een one-tier board of een two- tier board. Het voordeel van een one-tier board boven een afzonderlijke raad van commissarissen, is de nauwere betrokkenheid van de niet-uitvoerende bestuurders. De niet-uitvoerende bestuurders zijn direct betrokken bij de besluitvorming binnen het bestuur. Daardoor beschikken zij over dezelfde informatie als de uitvoerende bestuurders en hebben zij directe invloed op de te nemen besluiten.
Tegelijk met de invoering van het one-tier model wordt ook een aantal andere regels aangepast. Zo wordt ondermeer de aansprakelijkheidsregeling van bestuurders wegens onbehoorlijke taakvervulling gewijzigd. Onder de nieuwe regeling wordt het mogelijk om in de statuten vast te leggen welke taak aan welke bestuurder wordt toegekend. Voor een andere bestuurder is het mogelijk om zich erop te beroepen dat, mede gelet op de aan andere bestuurder toegekende taken, aan hem of haar geen ernstig verwijt kan worden gemaakt. Deze bestuurder dient dan aan te kunnen tonen dat hij of zij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen van onbehoorlijk bestuur af te wenden.
Ook worden de regels over tegenstrijdig belang aangepast. In de huidige regeling wordt, indien een bestuurder een tegenstrijdig belang heeft, ook de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de andere bestuurders (die geen tegenstrijdig belang hebben) aangetast. De vennootschap wordt in geval van tegenstrijdig belang vertegenwoordigd door commissarissen. De statuten kunnen een andere regeling inhouden. De algemene vergadering van aandeelhouders is steeds bevoegd een persoon aan te wijzen die de vennootschap kan vertegenwoordigen. Indien het bestuur ondanks een tegenstrijdig belang toch handelt, dan is onder omstandigheden de rechtshandeling nietig.
De externe werking vervalt met de nieuwe regeling. Onder de nieuwe regeling dient een bestuurder met een tegenstrijdig belang zich afzijdig te houden van de beraadslaging en de besluitvorming met betrekking tot de voorgenomen rechtshandeling. Als een bestuurder dat niet doet, dan is het bestuursbesluit vernietigbaar en loopt de bestuurder die de regeling niet na-leeft het risico van persoonlijke aansprakelijkheid tegenover de vennootschap. De nieuwe regeling heeft dus enkel interne werking.
Voor grote ondernemingen komen er nog enkele andere nieuwe regels. Als de nieuwe rege-ling van kracht wordt, mogen personen die commissaris of niet-uitvoerende bestuurder zijn bij tenminste 2 andere rechtspersonen, geen bestuurder van een grote onderneming zijn. Commissarissen/niet-uitvoerende bestuurders mogen onder de nieuwe regeling maximaal 5 gelijksoortige posities bekleden. Voorts komt er een regeling die voorziet in het streven naar een evenwichtige verdeling tussen mannen en vrouwen in het bestuur en de raad van commissarissen. Als evenwichtig wordt beschouwd een toedeling van tenminste 30% van de be-schikbare zetels aan vrouwen en 30% aan mannen. Als de verdeling niet evenwichtig is, dient de vennootschap in het jaarverslag uiteen te zetten waarom de zetels niet evenwichtig zijn verdeeld, op welke manier de vennootschap heeft geprobeerd tot evenwichtige verdeling te komen en hoe de vennootschap in de toekomst een evenwichtige verdeling wil realiseren.