Home Actueel Archief Aandelen en non-concurrentie

Aandelen en non-concurrentie

Archief Ondernemingsrecht
24-05-18

Wanneer een medewerker naar de mening van zijn werkgever het non-concurrentiebeding uit een aandeelhoudersovereenkomst overtreedt, stapt de werkgever naar de rechter.

De werkgever wordt in het gelijk gesteld, ook na hoger beroep van de overstapper.

Achttien jaar geleden startte A.K. zijn loopbaan bij CrosbyIP, marktleider in hijsklemmen. K. werkte zich in het bedrijf omhoog en sinds 2008 zat hij ook in het managementteam. CrosbyIP maakt onderdeel uit van de Noord-Amerikaanse Crosby Group LLC, wereldwijd marktleider in de hijsindustrie. Op enig moment krijgen medewerkers de mogelijkheid aandelen in het bedrijf te kopen. K. trekt de knip en koopt 1.200 aandelen voor $ 5,00 per stuk. In 2014 tekent hij een aandeelhoudersovereenkomst, waarin onder meer een non-concurrentiebeding is opgenomen.

In  2016 zegt K. zijn arbeidsovereenkomst met CrosbyIP op omdat hij, zo vertelt hij zijn leidinggevende, gaat werken bij een klant van Crosby. Hij stuurt ook een e-mail naar zijn collega’s met die mededeling. Maar op 1 oktober start K. niet bij die klant, maar bij het Duitse RUD, een concurrent van Crosby, waar hij hijsklemmen gaat vermarkten. Omdat CrosbyIP meent dat K. het non-concurrentiebeding heeft overtreden, stapt het bedrijf naar de rechter. K. moet van CrosbyIP onmiddellijk vertrekken bij RUD, op straffe van een dwangsom.  De voorzieningenrechter stelt CrosbyIP in het gelijk: K. moet weg bij RUD, op straffe van een forse dwangsom van 100.000 euro, waarop K. in hoger beroep gaat.

Volgens K. is het non-concurrentiebeding (met de keuze voor het recht van de Staat New York) , in  strijd met de beschermingsgedachte van het Nederlandse arbeidsrecht (artikel 7:653 BW). K. wil dan ook dat de zaak wordt beoordeeld naar Nederlands recht en niet naar het recht van de staat New York. Het Hof is, net als de voorzieningenrechter, van mening dat de spanning tussen het Nederlandse arbeidsrecht en het recht van de staat New York niet van belang is voor de beoordeling van de zaak.

Volgens K. wist hij niet waar hij voor tekende: hij kreeg volgens eigen zeggen vier dagen de tijd om ruim 200 pagina’s, in het Engels, ondertekend terug te sturen. Uit de stukken op de zitting blijkt het om een document van 29 pagina’s te gaan. K. kreeg ruim twee weken de tijd voor bestudering en ondertekening, maar hij vertrok met vakantie. Dat hij de stukken niet bestudeerde komt voor zijn eigen risico, aldus het hof.

En dan de hamvraag: werd het non-concurrentiebeding daadwerkelijk overtreden? Naar Nederlands recht is de toetsingsmaatstaf van een non-concurrentiebeding in een overeenkomst, anders dan in een arbeidsovereenkomst, die van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 2 BW). Vast staat volgens het hof dat RUD een directe en grote concurrent van CrosbyIP is. Bovendien viel de aanstelling van K. samen met het voornemen van RUD om zich specifiek op de markt van hijsklemmen te begeven, vanouds het domein van CrosbyIP. Kennelijk verwachtte RUD een groot voordeel te hebben met de komst van K. bij het betreden van de hijsklemmenmarkt. Zijn kennis van hijsklemmen, opgedaan gedurende zijn langdurige dienstverband bij CrosbyIP, werd door RUD van bijzonder bruikbaar belang geacht.

Het hof  vond het beroep van Crosby op het non-concurrentiebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is. En: mocht het recht van de Staat van New York van toepassing zijn, dan acht het hof het non-concurrentiebeding ook niet onredelijk.

K. kon andermaal als verliezer de weg naar de uitgang nemen.

Meer weten over aandeelhoudersovereenkomsten of concurrentiebedingen? Neem gerust contact met ons op.

 

Deel dit artikel